Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
9. Procedure voor het verwijderen van de sensor
A.
De sensor lokaliseren
1.
Palpeer en lokaliseer de sensor aan de hand van het aanvankelijke incisiepunt om de juiste incisielocatie vast te stellen. Markeer ter referentie de beide uiteinden van de sensor als u deze kunt voelen.
Opmerking:
Als u de sensor niet kunt lokaliseren door te palperen, kan de Smart-zender worden gebruikt om de sensor te lokaliseren. Als u de Smart-zender wilt gebruiken om de sensor te
lokaliseren, opent u de pagina Plaatsingshandleiding in de app. Beweeg de Smart-zender rondom het inbrenggebied van de sensor totdat op het scherm de grootste signaalsterkte wordt weergegeven.
Markeer de randen van de Smart-zender op deze locatie en gebruik de incisiesjabloon om de juiste incisielocatie te bepalen.
2.
Markeer het incisiepunt op de huid.
Als de locatie van de oorspronkelijke incisie zich binnen 3-5 mm van het distale uiteinde van de sensor bevindt, kunt u dezelfde locatie gebruiken om de sensor te verwijderen.
B.
Het verwijderingsgebied voorbereiden
1.
Laat de patiënt achterover liggen, het liefst op zijn of haar zij, waarbij de elleboog een hoek van maximaal 90 graden maakt en de handpalm op de borst of buik rust.
2.
Reinig en desinfecteer het inbrenggebied.
Bereid de inbrenglocatie en het omliggende gebied voor met een aseptische techniek.
3.
Verdoof het inbrenggebied zoals toepasselijk voor de patiënt, net als in
stap D3 in
hoofdstuk 7.
Instructies voor het inbrengen en verwijderen van de Eversense XL CGM-sensor
115
Publicité
