Gebruiksaanwijzing zitmaaier
De accu voor de eerste keer in
gebruik nemen met een accula-
der (maximale laadstroom 12
Volt, 6 Ampère) gedurende 1 tot
2 uur opladen.
Na het opladen eerst de netstek-
ker van het oplaadapparaat uit
het stopcontact trekken en daar-
na de accuklemmen losmaken
(zie ook de gebruiksaanwijzing
van het oplaadapparaat).
Uw machine in één
oogopslag
Let op! Beschadiging van de
machine.
Hier worden eerst de functies van
de bedienings- en indicatie-ele
menten beschreven. Nog geen
functies uitvoeren!
Afbeelding 1
Contactslot
1
(afhankelijk van model)
Contactslot
Afbeelding 4a
Starten: Draai de sleutel naar
rechts
, tot de motor loopt en
laat de sleutel vervolgens los.
Sleutel staat op
Stoppen: Draai de sleutel naar
links naar
.
Contactslot met OCR-functie
(afhankelijk van model)
Afbeelding 4b
Dit contactslot is voorzien van
een OCR-functie (= door de
gebruiker geregeld achteruit
maaien).
Starten: Draai de sleutel naar
rechts
, tot de motor loopt en
laat de sleutel vervolgens los.
Sleutel staat op
(normale stand) en maakt het
voorwaarts maaien mogelijk.
OCR-stand: Sleutel naar links
vanuit de normale stand naar
de stand voor achteruit maaien
draaien en op de
schakelaar (1) drukken.
De controlelamp (2) brandt en
geeft aan dat er nu achteruit en
vooruit met de machine kan
worden gemaaid.
Stoppen: Draai de sleutel naar
links naar
2 Koppelings- en rempedaal
Koppel = pedaal half indrukken.
Remmen = pedaal volledig in-
drukken.
Dient ook voor activeren/deacti-
veren van de parkeerrem.
3 Hendel voor snelheidsstanden/
vastzetrem
Snelheid (afb. 3a):
Lage snelheid
= hendel op „1".
-
Hoge snelheid = hendel op „6"
of „7" (optioneel).
Snelheid verhogen
= verstel de rijstanden zonder
bediening van het koppelings-
en rempedaal.
Snelheid verlagen
= verstel de rijstanden met be-
diening van het koppelings- en
rempedaal (half indrukken).
Vastzetrem (afb. 3b):
De parkeerrem activeren:
koppelings- en rempedaal hele-
maal indrukken. Hendel voor
snelheidsstand op
.
De parkeerrem losmaken:
Koppelings-/rempedaal hele-
maal indrukken. Hendel naar
een snelheidsstand duwen.
4 Rijrichtinghendel
Instellingen mogen alleen wor-
den uitgevoerd als de machine
stilstaat.
Druk hiervoor het rempedaal
helemaal in en houd het inge-
drukt.
Vooruit = hendel op „F/ "
Vrijloop = hendel op „N"
Achteruit = hendel op „R/ "
5 Uitwerpkanaal
Maaigoed naar grasvanger lei-
den.
.
Opmerking
duwen.
6 Hendel voor maaihoogte-
instelling
Met de hendel de verschillende
maaihoogtestanden instellen
(1 tot max. 5, afhankelijk van mo-
del).
Stand 1 = laagste maaihoogte –
maaiwerk helemaal omlaag.
Stand 5* = hoogste maaihoogte
– maaiwerk helemaal omhoog.
(* Afhankelijk van model. Hoogs-
te getal komt overeen met de
hoogste maaihoogte).
7 PTO-hendel
Met de PTO-hendel wordt het
maaiwerk mechanisch in- en
uitgeschakeld.
Maaiwerk uitschakelen
= hendel uit uitsparing duwen en
helemaal naar achter trekken.
Maaiwerk inschakelen
= hendel langzaam naar voren
duwen en in de uitsparing ver-
grendelen.
8 Olievulopening
Olie bijvullen en oliepeil contro-
leren.
9 Tankdop
Tanken
10 Aanhangvoorziening
(afhankelijk van uitvoering)
Gebruik alleen bij verwijderde
grasvanger mogelijk.
11 Grasvanger
Maaigoed opnemen.
12 Accu
13 Acculaadaansluiting
(afhankelijk van de uitvoering)
Voor het aansluiten van een
apart verkrijgbaar accuopla-ad-
apparaat.
14 Gashendel
(afhankelijk van uitvoering)
Motortoerental traploos instellen.
Snel motortoerental =
Laag motortoerental =
15 Choke (afhankelijk van
uitvoering)
Om een koude motor te starten,
trekt u de choke uit (15a) of zet
u de gashendel in de stand
(15b).
16 Blikjeshouder
Nederlands
.
.
41