5.4
Gescheiden constructie
Bij apparaten met een gescheiden constructie wordt de
meetomvormer apart gemonteerd en via een signaalkabel
verbonden met de meetwaardeopnemer.
5.4.1
Kabelspecificatie
Signaalkabel
Benaming
LI2YCY PiMF
5 x 2 x 0,5 mm
Afscherming
Paarsgewijze afscherming met kabelmantel en
koperafscherming
Temperatuurbereik
-30 ... 70 °C (-22 ... 158 °F)
maximaal 78,4 /km
Lusweerstand
Inductiviteit
ca. 0,4 mH/km
Maximale kabellengte
10 m (33 ft)
5.4.2
Installatie van de signaalkabel
De volgende punten bij het leggen in acht nemen:
— De signaalkabel voert een spanningssignaal van slechts
enkele millivolts en moet daarom langs de kortste weg
aangesloten worden. De maximaal toegestane
signaalkabellengte bedraagt 10 m (33 ft).
— Vermijd de omgeving van grotere elektrische machines en
schakelelementen die strooivelden, schakelimpulsen en
inductie veroorzaken. Wanneer dat niet mogelijk is, de
signaalkabel in een kabelbeschermingsbuis van metaal
leggen en de kabelbeschermingsbuis met de
bedrijfsaardepotentiaal van het bedrijf verbinden.
— Voor de afscherming tegen magnetische interferenties is de
kabel voorzien van een buitenste afscherming; deze moet
op de bedrijfsaardepotentiaal aangesloten worden.
— De signaalkabel niet over aftakdozen of klemstrippen
voeren.
5.4.3
Aansluiting van de signaalkabel
BELANGRIJK (AANWIJZING)
Bij hete aansluiten van de kabels geschikte
adereindhulzen gebruiken.
2
CoriolisMaster FCB330, FCB350, FCH330, FCH350 | CI/FCB300/FCH300-X1 Rev. F NL - 21
80 (0,59)
15
(0,59)
1
2
3
4
5
Afb. 18: Voorbereiding van de signaalkabel, afmetingen in mm (inch)
1 Gevlochten afscherming |
2 Kabelmantel van folieafschermingen (getwist) |
3 Folieafscherming | 4 Aardklem | 5 Kabelmantel |
6 Adereindhulzen
1. Signaalkabels op de weergegeven wijze strippen.
2. Gevlochten afscherming op een lengte van ca. 15 mm
(0,59 inch) inkorten.
3. Kabelkern en folieafscherming van de aderparen
verwijderen.
4. De twee aders strippen en van adereindhulzen voorzien.
5. De kabelmantels van de folieafschermingen twisten en om
de gevlochten afscherming wikkelen. Bij aansluiting aan
de apparaten, gevlochten afscherming en de getwiste
kabelmantels onder de aardklem klemmen.
6. Signaalkabel aan meetomvormer en meetwaardeopnemer
aansluiten aan de hand van de aansluitschema's.
7. Kabels voor signaalin- en signaaluitgangen aan de hand
van de aansluitschema's aansluiten. De isolatie van de
kabel (indien aanwezig) op de daarvoor bestemde
aardklem aansluiten.
8. Kabels voor de voeding aan de hand van de
aansluitschema's aansluiten.
9. Alle geopende deksels van de aansluitruimte aan de
meetomvormer en meetwaardeopnemer weer erop
schroeven.
ATTENTIE - Vermindering van de
beschermingsgraad!
Vermindering van de beschermingsgraad van de
behuizing door verkeerde montage of
beschadiging van de afdichting (O-ring).
Afdichting (O-ring) voor het sluiten van het
behuizingsdeksel eerst op beschadigingen
controleren, indien nodig vervangen. Bij het
sluiten van de behuizingsdeksel erop letten dat de
afdichting goed zit.
65 (2,56)
8 (0,31)
6
G00396