Kritieke Montageplaatsen Bij Vloeistofmeting; Kritieke Inbouwlocaties Bij Gasmeting; Nulpuntafstelling - ABB CoriolisMaster FCB330 Mode D'emploi

4.6.5

Kritieke montageplaatsen bij vloeistofmeting

Bij het meten van vloeistoffen leiden opgehoopte lucht of
gasbellen in de meetbuis tot meer meetfouten.
De volgende montageplaatsen vermijden bij de meting van
vloeistoffen:
Afb. 10: Kritieke montageplaatsen
— "A": Bij de inbouw van de meetwaardeopnemer op het
hoogste punt van een buisleiding kan er zich lucht ophopen
of kunnen er gasbellen worden gevormd in de meetbuis en
dat leidt tot meer meetfouten.
— "B": Bij de inbouw van de meetwaardeopnemer in een
afvoerleiding is tijdens de meting niet gegarandeerd dat de
meetbuis volledig gevuld is. Dat leidt tot meer meetfouten.
4.6.6

Kritieke inbouwlocaties bij gasmeting

Bij het meten van gassen leidt opgehoopte vloeistof of
condensaatvorming in de meetbuis tot meer meetfouten.
De volgende inbouwlocaties bij de meting van gassen
vermijden:
Afb. 11: Kritieke inbouwlocaties
Bij inbouw van de meetwaardeopnemer op het diepste punt
van een buisleiding kan er zich vloeistof ophopen of kan er
condensaat worden gevormd en dat leidt tot meer
meetfouten.
A
B
G10306
G11457-01
CoriolisMaster FCB330, FCB350, FCH330, FCH350 | CI/FCB300/FCH300-X1 Rev. F NL - 17
4.6.7

Nulpuntafstelling

Voor apparaten uit de CoriolisMaster-serie is een
nulpuntafstelling niet strikt noodzakelijk. Alleen in de volgende
gevallen wordt aangeraden een nulpuntafstelling uit te voeren:
— Bij metingen in het onderste debiet (onder 10 % van
QmaxDN),
— Wanneer uiterste nauwkeurigheid noodzakelijk is (0,1 % of
beter),
— Als de bedrijfsomstandigheden (druk en temperatuur) sterk
van de referentieomstandigheden afwijken.
Afb. 12: Bypassleiding
Voor de nulpuntafstelling is het inbouwen van een afsluiter
voor (A) en na (B) het apparaat noodzakelijk
Er wordt aangeraden een bypassleiding te installeren. Op die
manier kan de nulpuntafstelling tijdens het lopende proces
worden uitgevoerd.
Voor de nulpuntafstelling onder de bedrijfsomstandigheden de
volgende voorwaarden controleren:
— Meetbuis is volledig gevuld.
— Geen gasbellen of lucht in de meetbuis (bij de meting van
vloeistoffen).
— Geen condensaat in de meetbuis (bij de meting van
gassen).
— Druk en temperatuur in de meetbuis komen overeen met de
normale bedrijfsomstandigheden en zijn stabiel.
Bij een verhoogd nulpunt (> 0,1 %) controleren of de installatie
voldoet aan de "best practice" en ervoor zorgen dat de
vloeistoffen geen gas en de gassen geen vloeistof of andere
deeltjes bevatten. Zorg ervoor dat het apparaat volledig gevuld
is.
B
A
G10311