Stappen voor het inbrengen van de Fahl
-tracheacanules
®
Gebruikers moeten vóór gebruik hun handen wassen (zie afb. 3).
Verwijder de canule uit de verpakking (zie afb 4).
Als een obturator wordt gebruikt, moet deze eerst volledig in de canulebuis worden
ingebracht zodat de band op de greep van de obturator op de buitenste rand van de 15
mm connector ligt. De olijfpunt steekt daarbij uit de canulepunt (proximale uiteinde van de
canule). Tijdens de gehele procedure moet de obturator in deze positie worden gehouden.
Let bij tracheacanules met cuff op de volgende punten:
Controleer vóór het inbrengen van de tracheacanule ook de cuff (ballon) – deze mag niet
beschadigd zijn of lekken en zo de vereiste afdichting garanderen. Wij raden u daarom vóór
elk gebruik aan de afsluiting te controleren (zie par. VII, nr. 3.1.1). De ballon moet voor het
inzetten van de canule volledig geleegd zijn (zie afb. 7b)! Let er bij het gebruik van een
hulpmiddel voor het spreiden van de tracheostoma op dat de canule, en met name de cuff,
door het spreiden niet door trek beschadigd wordt.
Aansluitend wordt een tracheacompres, bv. de SENSOTRACH
DUO (ref. 30608) of de
NL
®
SENSOTRACH
3-Plus (ref. 30780) op de canulebuis geschoven.
®
Om het glijvermogen van de tracheacanules te verhogen en daardoor het inschuiven in de
trachea te vereenvoudigen, verdient het aanbeveling de buitenslang in te smeren met een
OPTIFLUID
-doekje met stomaolie (REF 31550), wat een gelijkmatige verdeling van de
®
stoma-olie op de canulebuis garandeert (zie afb. 4a en 4b).
Als u de canule zelf inbrengt, kunt u dit vergemakkelijken door de Fahl
-tracheacanules vóór
®
een spiegel in te brengen.
Houd de Fahl
-tracheacanules bij het inbrengen met de ene hand aan het canuleschild
®
vast (zie afb. 5).
Met de andere, vrije hand kunt u het tracheostoma iets uit elkaar trekken zodat de
canulepunt beter in de ademopening past.
Voor het spreiden van de tracheostoma zijn ook speciale hulpmiddelen verkrijgbaar
(tracheospreider ref. 35500), waarmee de tracheostoma gelijkmatig en voorzichtig kan
worden gespreid, bijv. ook in noodgevallen bij een collaberende tracheostoma (zie afb. 6).
Let er bij het gebruik van een hulpmiddel voor het spreiden op dat de canule door het
spreiden niet door trek beschadigd wordt.
Voer nu de tracheacanule tijdens de inspiratiefase (bij het inademen) voorzichtig in de
tracheostoma en buig het hoofd daarbij iets naar achteren (zie afb. 7).
Schuif de canule weer in de trachea.
Nadat u de canule verder in de luchtpijp hebt geschoven, kunt u het hoofd weer rechtop
houden.
Als een obturator wordt gebrukt, moet deze direct uit de tracheabuis worden verwijderd.
Tracheacanules dienen steeds met een speciale canuledraagband te worden bevestigd.
Deze stabiliseert de canule en zorgt er zo voor dat de tracheacanule goed in de
tracheostoma blijft zitten (zie afb. 1).
1.9 Vullen van de cuff (indien aanwezig)
Voor het vullen van de cuff wordt via de Luer-aansluiting (genormaliseerde conische
verbinding) van de toevoerlang door middel van een cuffdrukmeter (bijv. MUCOPROTECT
®
cuffdrukmeter REF 19500) een vooraf bepaalde druk in de manchet opgebouwd. Tenzij de
arts andere aanbevelingen geeft, raden wij een cuffdruk aan van min. 15 mm Hg (20 cm
H2O) tot 22 mm Hg (30 cm H2O). De cuffdruk mag de 22 mm Hg (ca. 30 cm H2O) in geen
enkel geval overschrijden.
Vul de cuff maximaal tot deze druk en controleer of er via de canule voldoende luchttoevoer
ontstaat.
Let er daarbij altijd op dat de cuff onbeschadigd is en goed werkt.
Als de gewenste afsluiting ook na herhaalde pogingen met het vermelde grensvolume niet
bereikt wordt, is mogelijk een canule met een grotere diameter geïndiceerd.
De juiste cuffdruk moet regelmatig, d.w.z. ten minste om de twee uur, worden
gecontroleerd.
LET OP!
Alle voor het vullen van de cuff gebruikte instrumenten moeten schoon zijn en vrij
zijn van vreemde deeltjes! Trek deze van de luer-aansluiting van de toevoegslang af
zodra de cuff gevuld is en sluit de aansluiting af met het dopje.
LET OP!
84