Table des Matières
Publicité
FR
5.5. Présentation technique de l'appareil
5
Raccordement des eaux usées
Afvoerwateraansluiting
6
Vanne de mélange
Mengklep
7
Sortie d'eau adoucie
Afvoer onthard water
8
Entrée d'eau dure (eau d'alimentation)
Toevoer hard water (toevoerwater)
9
Raccord de trop plein
Overloopaansluiting
10
Servomoteur
Servomotor
11
Raccordement au récipient à sédiments
Aansluiting op zoutreservoir
ATTENTION : La tuyauterie (J dans le plan de
l'installation) doit être DN50 au minimum.
Utilisez uniquement les tuyaux flexibles DN20 in-
clus. Vérifiez que les tuyaux sont correctement
installés et raccordés avant la première mise en ser-
vice.
Pour respecter les bonnes pratiques de plomberie,
l'évacuation externe des eaux usées doit disposer
d'un minimum d'espace : 20 mm (selon la directive
EN 14743)
L'évacuation du trop-plein du réservoir à sédi-
ments, Raccords entre le canal et deux tuyaux fle-
xibles (selon la norme EN 3131).
Pour augmenter la durée de vie de votre adoucis-
seur, veillez à le conserver dans un endroit propre
et sec, à une température ambiante comprise entre
5 et 40 C. Une température inadaptée pourrait en-
dommager la résine ou les composants.
5.6. Installation de votre adoucisseur
1. Positionnement de l'adoucisseur d'eau :
Il est très important de définir la pression de l'eau
avant d'installer l'adoucisseur d'eau. Si la pression
de l'eau est faible, l'adoucisseur d'eau risque de
ne pas fonctionner correctement. Si elle est trop
élevée, les composants à l'intérieur de l'appareil
peuvent être endommagés.
La pression de l'eau doit être testée à l'aide d'une
jauge située sur le robinet extérieur. Il convient
de noter que la pression de l'eau peut augmenter
lors des périodes de faible consommation d'eau,
par exemple pendant la nuit. Si, par conséquent,
la pression en journée dépasse 5 bar au Royaume-
Uni, 8 bar dans l'UE ou si vous n'êtes pas sûr de la
pression, il est alors nécessaire d'installer un régu-
lateur de pression.
Lorsque la pression est inférieure à 1,7 bar au
Royaume-Uni, 1,0 bar dans l'UE, une pompe de
surpression peut être nécessaire.
2. Raccordements entrée et sortie :
Une fois le by-pass ouvert et les vannes d'entrée/
sortie fermées, l'appareil peut être raccordé à
l'installation sanitaire. Des flèches sur les conduites
d'entrée et de sortie de la vanne confirment le sens
d'écoulement de l'eau.
Les raccordements peuvent être effectués soit
NL
5.5. Technisch overzicht
évacuation externe des eaux usées
Externe afvoer van afvalwater
régulation du débit
Doorstroming
pour tuyau flexible ¾"
Voor flexibele slang met buitendraad ¾"
pour tuyau flexible ¾"
Voor flexibele slang met buitendraad ¾"
pour tuyau flexible non fileté ½"
Voor flexibele slang, zonder draad ½"
pour soupape de contrôle
Voor regelklep
raccord interne
Interne aansluiting
LET OP! Afmetingen leidingen (J in installatie-
schema) min. DN50. Gebruik alleen de flexi-
bele DN20-slangen die bij de levering zijn inbegre-
pen. Zorg voor een correcte afdichting en instelling
van alle leidingen voor de eerste ingebruikname.
Om te voldoen aan de vereisten van goed loodgie-
terswerk moet de externe afvoer van het afvalwater
een minimaal debiet van 20 mm hebben (volgens
richtlijn EN 14743).
Afvoer van de overloop van de zouttank, aans-
luitingen tussen de buis en twee flexibele slangen
(conform de standaard EN 3131).
Om de levensduur van uw ontharder te verlengen,
moet deze op een schone, droge plaats met een
omgevingstemperatuur tussen 5 en 40 °C worden
opgeslagen. Een verkeerde temperatuur kan leiden
tot schade aan hars of onderdelen.
5.6. De waterontharder installeren
1. De waterontharder plaatsen
Het is zeer belangrijk dat u de waterdruk vaststelt
voordat u de waterontharder plaatst. Als de water-
druk laag is, kan het zijn dat de waterontharder niet
goed werkt. Als de waterdruk te hoog is, kunnen de
onderdelen in het apparaat beschadigd raken.
De waterdruk moet worden getest met een mano-
meter bij de buitenkraan. Houd er rekening mee dat
de waterdruk kan toenemen bij een laag waterver-
bruik, bijvoorbeeld 's nachts. Als de druk overdag
hoger is dan 5,0 bar (VK), 8,0 bar (EU) of als u niet
zeker bent van de druk, moet er een reduceerventiel
worden gemonteerd.
Als de druk lager is dan 1,7 bar (VK), 1,0 bar
(EU), kan een drukpomp nodig zijn.
2. Toevoer- en afvoeraansluitingen
Met een geopende bypassklep en gesloten toevo-
er-/afvoerkleppen kan het apparaat op het leiding-
systeem worden aangesloten. De pijlen op de to-
evoer- en afvoerleidingen van de klep bevestigen
de stroomrichting.
Aansluitingen kunnen worden gemaakt met zowel
conventionele koperen leidingen en fittingen als met
de meegeleverde flexibele slangen met hoog debiet.
Zorg er wel voor dat de slangen niet geknikt zijn,
omdat dit het debiet kan beperken.
4
6
93
Publicité
Table des Matières
Dépannage
