In het controlevenster filmtransport (1.32) is te
zien of de film juist wordt getransporteerd: de
strepen lopen van boven naar beneden.
Als dit niet het geval is of wanneer bij gebruik
van een motor in het beeldtelwerk (1.22, 2.10,
3.7)
knippert, is de film niet goed ingelegd.
Nogmaals de achterwand openen en de positie
van de film corrigeren.
Opmerking:
Voor de automatische filminvoer is het belangrijk
dat de opwikkelspoel niet vervuild is. Deze moet
eventueel met een licht bevochtigde doek wor-
den schoongemaakt.
Film terugspoelen
Als de laatste opname van de film is belicht, kan
de sneltransporthendel niet meer worden
bediend of wordt een geplaatste motor uitge-
schakeld. Voordat u de film uitneemt, moet de
film in de filmcassette worden teruggespoeld.
Hiervoor
1. de terugspoel-ontgrendelingsknop (1.20)
indrukken,
2. de terugspoelslinger (1.9) uitklappen en
3. door draaien in pijlrichting (met wijzers van de
klok mee) de film terugspoelen.
Zodra de strepen in het filmtransportvenster stil-
staan, is de film tot aan het begin teruggespoeld.
Wanneer u de film volledig in de cassette wilt
123
1.20