Bij het werken met de tijdautomaat berekent de
camera, afhankelijk van het aantal flitsen en de
flitsfrequentie, de benodigde tijd automatisch.
Wanneer dit door het aanwezige licht tot overbe-
lichting leidt, knippert de tijdindicatie.
Voor een geslaagde stroboscoopopname, waarbij
bijvoorbeeld meerdere fasen van een beweging
op een beeld worden vastgehouden, zijn het
werkgebied van het flitsapparaat, het aantal flit-
sen, de afstand en natuurlijk het diafragma van
doorslaggevende betekenis. Informatie hierover
vindt u in de handleiding van het betreffende
flitsapparaat.
181