3.8 Verwarmingsslangen bij auto's met M47-motor (vier-cilinder)
inbouwen/aansluiten
Vouwbladzijde (3-57) openklappen!
Let erop dat de beschermrand (19) als bescherming tegen schuren op de langsligger links en op de drager
onder de koplampen is gestoken.
Let er op dat de verwarmingsslangen zo met bundelbanden zijn bevestigd dat zij nergens tegenaan kunnen
schuren of vastgeklemd kunnen raken.
Motorafdekking voor (88) en links (89) verwijderen.
Van de bescherming tegen schuren (21) vier stukken met een lengte van elk 300 mm afsnijden en op de
verwarmingsslangen (20a en 20d) schuiven.
Verwarmingsslang (toevoer) (20a) met slangklemmen (43) op de circulatiepomp van het parkeerverwarmings-
apparaat aansluiten.
Verwarmingsslang (voorloop) (20d) met slangklemmen (43) op de verwarmingsslang (24b) van het parkeerver-
warmingsapparaat aansluiten.
Boorgat ter bevestiging van de buisklemmen (22) met de maten
a
=
30 mm
b
=
70 mm
aantekenen, met boor Ø 6 mm doorboren en zeskantschroef M6x18 met ring (8) van achteren aanbrengen.
Verwarmingsslangen (20a en 20d) zoals afgebeeld met de buisklemmen (22) en zeskantmoeren M6 (40)
bevestigen.
De koelmiddelslangen van de extra waterpomp (55) met klemtangen afklemmen.
Bescherming tegen schuren (600 mm) (21) op de verwarmingsslangen (20b en 20e) schuiven.
Verwarmingsslang (toevoer) (20b) met verwarmingsslang (20a) verbinden en zoals afgebeeld naar de extra
waterpomp (55) monteren.
Koelmiddelslang (56) van de extra waterpomp (55) afsluiten en met slangconnector en slangklemmen (43) op
de verwarmingsslang (20b) aansluiten.
Verwarmingsslang (voorloop) (20e) met verwarmingsslang (20d) verbinden en zoals afgebeeld naar de extra
waterpomp (55) monteren.
Verwarmingsslangen en parkeerverwarmingsapparaat met koelmiddel vullen.
Verwarmingsslang (20e) met slangconnector, slangklemmen (43) en verwarmingsslang (24a) op de extra
waterpomp (55) aansluiten.
Verwarmingsslangen (20b en 20e) met bundelband (37) fixeren en met bundelbanden op de aanwezige leidingen
bevestigen.
Klemtangen van de koelmiddelslangen verwijderen.
Terug naar hoofdstuk 2
3-56/NL