Afbeelding H
Bij de slangmontage moet als bescherming tegen schuren voor de verwarmingsslangen (20) de
beschermrand (19) op de rand van de drager onder de koplampen en de linker langsligger worden gestoken.
Voor het aansluiten van de laatste verwarmingsslang moeten het parkeerverwarmingsapparaat (12) en de
verwarmingsslangen met koelmiddel worden gevuld.
19 Beschermrand (19) ................................................
20 Verwarmingsslangen (20)
21 Bescherming tegen schuren (21)
22 Buisklemmen (22)
23 Verwarmingsslang (90°-bocht, afgesneden) (23b)
24 Verwarmingsslang (180°-bocht) (24)
Koelmiddel bijvullen en koelmiddelcircuit volgens BMW-voorschrift ontluchten.
Ontvanger op handzender programmeren, zie hoofdstuk 3. 1 1.
2-12/NL
op de rand van de linker langsligger en van de drager
onder de koplampen steken. Bescherming tegen
schuren (21) op 300 mm lengte snijden.
Verwarmingsslang (voorloop) (20d) en verwarmings-
slang (toevoer) (20a) met bescherming tegen schuren
(21) op het verwarmingsapparaat aansluiten en met de
buisklemmen (22) op het ventilatorframe bevestigen.
Alleen vier-cilinder-motoren (M47):
Bescherming tegen schuren (600 mm) (21) op de
verwarmingsslangen (20b en 20e) schuiven.
Verwarmingsslang (voorloop) (20e) met verwarmings-
slang (voorloop) (20d) verbinden en met de verwar-
mingsslang (24a) op de extra waterpomp (55) aan-
sluiten.
Verwarmingsslang (toevoer) (20b) met verwarmings-
slang (toevoer) (20a) verbinden en met de van de
extra waterpomp (55) afgesloten koelmiddelslang (56)
verbinden.
Alle slangen met bundelbanden bevestigen, zie
hoofdstuk 3.8.
Alleen zes-cilinder-motoren (M57):
Bescherming tegen schuren (600 mm) (21) op de
verwarmingsslangen (20b en 20e) schuiven.
De van de extra waterpomp (55) afgesloten koelmid-
delslang (56) net achter de slanghouder (57) afsnijden.
Verwarmingsslang (voorloop) (20e) met verwarmings-
slang (voorloop) (20d) verbinden en met de verwar-
mingsslang (20c) op de extra waterpomp (55) aan-
sluiten.
Verwarmingsslang (toevoer) (20b) met verwarmings-
slang (toevoer) (20a) verbinden en met de verwar-
mingsslangen (23b) met de ingekorte koelmiddelslang
(56) verbinden.
Alle slangen met bundelbanden bevestigen,
zie hoofdstuk 3.9.