Instelbare opbouw
Draai de opbouwinstelschroef erin of eruit om de hoek tussen onder-
been en voet aan te passen (afb. 19). Let erop dat u niet meer dan 10°
bijstelt. Span de veereenheid niet voor, omdat dit de maximaal mogelij-
ke bewegingsvrijheid beperkt.
Instelbare bewegingsvrijheid
Draai de bewegingsbeperkingsschroef erin of eruit om de bewegings-
vrijheid aan te passen (afb. 20). Als de veereenheid helemaal wordt
ingedraaid, dan wordt de beweging geblokkeerd. Elke veereenheid legt
de maximaal mogelijke bewegingsvrijheid vast. Ze zijn verkrijgbaar in de
niveaus 5°, 10° en 15°.
Veranderbare veerkracht
Plaats afhankelijk van benodigde veerkracht de juiste veereenheid in
het veerkanaal. Er zijn vijf veereenheden waarvan de veerkracht zich
uitstrekt van normaal tot extra sterk (afb. 21). Denk eraan dat de veer-
eenheid de maximaal mogelijke bewegingsvrijheid vastlegt.
9.2 Fijninstelling van de bewegingsvrijheid
Met de stelschroefeenheid (4; afb. 18) in het systeemgewricht kan de
bewegingsvrijheid met maximaal 10° fijn worden ingesteld. Schroef
hiervoor de stelschroefeenheid verder in het systeemgewricht in of uit.
Houd er rekening mee dat een fijninstelling van maximaal 10° mag
worden uitgevoerd. De zuiger van de stelschroefeenheid moet over de
gehele bewegingsomvang niet het contact met de systeemvoetbeugel
verliezen (max. 15° in plantairflexie), omdat anders geluiden ontstaan.
9.3 Invijlbare bewegingsvrijheid
Bij systeemgewrichten met invijlbare aanslag kan de maximale bewe-
gingsvrijheid in dorsaalextensie of plantairflexie door invijlen van de
systeemvoetbeugel worden ingesteld (afb. 22 en 23). Wanneer u de sys-
teemvoetbeugel tot aan de cirkel invijlt, ontstaat een in dorsaalextensie
of plantairflexie vrij beweeglijk systeemenkelgewricht.
Wanneer u de ombouwopties (zie hoofdstuk 10) niet nodig heeft, kunt u
de neus op de verticale lijn (afb. 28 en 29) helemaal wegvijlen.
176
2°
4°
6°
8°
10°
2°
Afb. 20
Afb. 21
Afb. 22
4°
6°
8°
10°
Afb. 23