9.
Instelmogelijkheden bij de orthese
De orthese kan met instelbare systeemenkelgewrichten individueel aan het pathologische gangbeeld worden
aangepast.
Let op de correcte instelling van de dorsaalaanslag bij de montage van het systeemenkelgewricht. Deze
is beslissend voor de gehele opbouw van de orthese.
9.1
Invijlbare bewegingsvrijheid
Bij systeemgewrichten met invijlbare aanslag kan de maxi-
male bewegingsvrijheid in dorsaalextensie of plantairflexie
door invijlen van de systeemvoetbeugel worden ingesteld
(maximaal 10°; afb. 13). Wanneer u de systeemvoetbeugel
tot aan de ronde hulplijn invijlt, ontstaat een in dorsaalex-
tensie of plantairflexie vrij beweeglijk systeemenkelgewricht.
9.2
Fijninstelling van de bewegingsvrijheid
Met de stelschroef in het systeemgewricht kan de bewegingsvrijheid met maximaal 10°
fijn worden ingesteld (afb. 14). Schroef hiervoor de stelschroef verder in het systeem-
gewricht in of uit. Houd er rekening mee dat een fijninstelling van maximaal 10° mag
worden uitgevoerd. Anders kan de contactdruk tussen stelschroef en systeemvoetbeugel
zo groot worden dat de schroef in elkaar wordt gedrukt en zijn functie verliest.
Borging van de stelschroef
Om ervoor te zorgen dat de positie van de stelschroef niet verandert, is een schroef-
draadborgpen in het systeemgewricht geplaatst. Als de stelschroef verdraait resp. los
komt te zitten, moet hij opnieuw met de schroefdraadborgpen worden geborgd.
1 Draai de stelschroef uit de schroefdraad (afb. 14).
2 Demonteer de dekplaat.
3 Verwijder de voorgemonteerde schroefdraadborgpen met een doorslag (afb. 15).
4 Monteer de dekplaat.
5 Breng voor de borging een beetje LOCTITE® 243 middelvast op de stelschroef aan.
6 Draai de stelschroef tot de gewenste positie in (afb. 16).
7 Draai de afgesloten plek van de schroefdraadborgpen met ca. 90° (afb. 17).
8 Plaats de schroefdraadborgpen vanaf de achterkant weer in het boorgat (afb. 18).
9 Laat de lijm uitharden (na ca. 24 uur eindvast).
2°
4°
6°
8°
10°
Afb. 13
Afb. 14
Afb. 15
Afb. 16
90°
Afb. 17
Afb. 18
101