3.7 Veiligheidsvoorzieningen
Verwijder of verander de veiligheidsvoorzieningen van de machine nooit.
Als de demontage van veiligheidsvoorzieningen bij gereedmaken, onderhouden en repareren vereist is, dan dienen deze
direct na besluit van de onderhoud– en herstelwerkzaamheden te worden gemonteerd en gecontroleerd.
Veiligheidsvoorzieningen mogen alleen door bevoegde personen worden gerepareerd, ingesteld of vervangen.
Alle voorzieningen met betrekking tot veiligheid en ongevallenpreventie (bordjes met waarschuwingen en richtlijnen,
afdekkingen, afscherming enz.) moeten aanwezig zijn. Ze mogen niet verwijderd, veranderd of beschadigd zijn.
3.8 Beschermingsuitrusting
Om de gevaren voor lijf en leven van personen te beperken, worden in het gehele gebruiksbereik van de machine de
volgende beschermingsuitrustingen voorgeschreven:
• Veiligheidshelm
• Veiligheidsbril
• Veiligheidshandschoenen
• Veiligheidslaarzen
3.9 Verwondingsgevaar - restrisico
De machine is gebouwd conform de laatste stand van de techniek en erkende veiligheidstechnische regels. Desondanks
kunnen er bij gebruik gevaren voor lijf en leden van de gebruiker of derden, of voor de machine en andere zaken, ont-
staan.
Bij ondeskundig gebruik kunnen de volgende verwondingen ontstaan:
• Beknellings– en stootgevaar bij opbouwen van de machine
• Elektrisch contact (in bepaalde omstandigheden met dodelijke afloop) aan de elektrische uitrusting. Wanneer de aans-
luiting niet correct is of elektrische modules zijn beschadigd.
• Geluidshinder wanneer personen zonder gehoorbescherming langdurig in de buurt van de machine verblijven.
• Verwondingen door niet toegestaaan starten of gebruik van de machine.
• Verwondingen door struikelen of kabels, slangen of wapeningsmateriaal.
• Kans op brandwonden aan hete machinedelen. Dit zijn bijvoorbeeld de aandrijfmotor en de wormpomp.
• Persoonlijk letsel door inademen van stofdeeltjes of reinigings-, oplos- en conserveringsmiddelen.
• Oog– en huidverwondingen door mortelspatten of andere chemische substanties.
3.10 Beknellings– en stootgevaar
Op de machine ontstaat tijdens de gebruiksmodi:
• Opbouw
• Ingebruikname
• Gebruik
• Reiniging, storing zoeken, onderhoud
• Afbouw
Beknellings– en stootgevaar.
Transport van de machine
De basisuitrusting van de machine bestaat uit de vijf afzonderlijke modules aandrijfeenheid, pompeenheid, luchtcom-
pressor, bedieningseenheid en onderstel. Alle modules hebben een gewicht per stuk van minder dan 35 kg en kun-
nen zonder speciale transporthulpmiddelen of hefinstallaties worden verplaatst. Zorg bij het transport van de machine
echter voor een transportbeveiliging die overeenkomstig de voorschriften is!
3.11 Elektrisch contact
Aan de bedieningseenheid, de elektrische leidingen en aandrijfmotor bestaat tijdens de gebruiksmodi:
• Ingebruikname
• Gebruik
• Reiniging, storing zoeken, onderhoud
• Uitgebruikname
levensgevaar door elektrisch contact.
Alle elektrische modules zijn seriematig conform IEC 60204 Teil 1 of DIN 40050 IEC 144 conform beschermklasse
IP44 beveiligd.
Gebruik alleen originele zekeringen op basis van de voorgeschreven specificaties! Door te sterke zekeringen of over
bruggen kan de elektrische installatie vernietigd worden.
34