Nederlands
10.1
Mechanische storingen
Storing
Pomp start niet of valt uit
Pomp draait met lager vermogen
Pomp maakt geluiden
88
Oorzaak
Pomp geblokkeerd
Fout gemonteerde mechanische
afdichting
Kabelklem los
Zekeringen defect
Motor defect
Motorbeveiligingsschakelaar is
geactiveerd
Motorbeveiligingsschakelaar onjuist
ingesteld
Motorbeveiligingsschakelaar door
te hoge omgevingstemperatuur
beïnvloed
Uitschakelapparaat is geactiveerd
Verkeerde draairichting
Afsluitkraan aan de perszijde
gesmoord
Toerental te laag
Lucht in aanzuigleiding
Cavitatie door onvoldoende voordruk Voordruk verhogen, minimumdruk aan de
Fout gemonteerde mechanische
afdichting
Motor heeft lagerschade
Waaier loopt aan
Oplossingen
Motor spanningsvrij schakelen, oorzaak
van de blokkering verwijderen; indien de
motor geblokkeerd is, de motor/insteek-
set reviseren/vervangen
Mechanische afdichting demonteren,
defecte onderdelen vervangen, mechani-
sche afdichting volgens de handleiding
monteren
Alle klemschroeven controleren/vast-
draaien
Zekeringen controleren, defecte zekerin-
gen vervangen
Servicedienst inschakelen
Pomp aan de perszijde reduceren tot
nominale volumestroom
Motorbeveiligingsschakelaar op de juiste
nominale stroom van het typeplaatje
instellen
Motorbeveiligingsschakelaar verplaatsen
of door middel van warmte-isolatie
beschermen
Motor en ventilatorkap op verontreini-
ging controleren en indien nodig reinigen,
omgevingstemperatuur controleren en
indien nodig door gedwongen ventilatie
zorgen voor een omgevingstemperatuur
van ≤ 40°C
Draairichting controleren, indien nodig
wijzigen
Afsluitkraan langzaam openen
Onjuiste klemverbinding
(Y in plaats van ∆) verhelpen
Lekkage aan flenzen verhelpen, pomp
ontluchten
zuigaansluiting in acht nemen, schuifaf-
sluiter aan zuigzijde en filter controleren
en indien nodig schoonmaken
Mechanische afdichting demonteren,
defecte onderdelen vervangen, mechani-
sche afdichting volgens de handleiding
monteren
Pomp door Wilo-servicedienst of specia-
list laten controleren en indien nodig
laten repareren
Vlakken en centreringen tussen lantaarn-
stuk en motor en tussen lantaarnstuk en
pomphuis controleren en indien nodig
reinigen.
Koppelingspasvlakken en aspasvlakken
controleren, indien nodig reinigen en licht
insmeren met olie.
WILO SE 11/2013