Controleer of de klembeugel niet tussen de balk en
de geleidestang is geplaatst (afb. 1, item 7).
rollbeam (afb. 6.2)
1. Plaats de eerste verstelbare geleiderollen van de
NL
flenzen (afb. 1.2, item 1) aan de eerste zijde van
de balk.
2. Draai de ankerstang (afb. 1.2, item 8) met de klok
mee om de tweede verstelbare flensgeleiderollen te
plaatsen (afb. 1.2, item 1) aan de tweede zijde van
de balk.
3. Bevestig de verstelhendel (afb. 1.2, item 14) aan
het uiteinde van de ankerstang (afb. 1.2, item 8)
aan de zijkant met het dubbele boorgat.
4. Draai aan de verstelhendel totdat de afstand tussen
de geleiderollen (afb. 1.2 item 1) en de balkzijde is
aangepast om overeen te komen met een maximale
vrije ruimte van 4 mm. (afb.6.2).
5. Wanneer de aanpassing correct is uitgevoerd, moet
het ovale deel van het beveiligende ankerpunt (afb.
1.2, item 13) naar beneden wijzen
6. Schroef de twee vergrendelingsschroeven met de
hand vast (afb. 1.2, item 5) op de ankerstang (afb.
1.2, item 8) met het schroef- hulpmiddel (afb. 1.2,
item 14)
7. Verwijder de verstelhendel.
Controleer of de totale vrije ruimte tussen de
geleiderollen van de flens (afb. 1.2 item 1) en de
balk minder is dan 4 mm.
corso (afb. 1.3)
1. Plaats de eerste flenshaak (afb. 1.3, item 1) op de
eerste kant van de balk.
2. Draai de aanpasbare (afb. 1.3, item 4) in de richting
van de wijzers van de klok om de tweede flenshaak
te plaatsen (afb. 1.3, item 1) aan de tweede zijde
van de balk.
3. Wanneer de flenshaken net in contact zijn met de
balkzijde, moet het ovale deel van het beveiligende
ankerpunt (afb. 1.3, item 13) naar beneden wijzen
4. Draai de verstelbare handkruk (afb. 1.3, item 4) met
de hand vast om het valstopapparaat op de balk te
vergrendelen.
42
BELANGRIJK
BELANGRIJK
BELANGRIJK
Controleer of de flenshaken (afb. 1.3, item 1) correct
zijn opgehangen en op de balk zijn vergrendeld.
8.3.3. Controle voor installatie
De installateur moet het volgende controleren:
1. De rollclamp of rollbeam valstopapparaten schuiven
vrijelijk over het gehele geplande traject "C" (afb. 4).
2. De eindaanslagen (afb. 4, item 11) zijn functioneel.
3. Er bestaat geen risico van onbedoeld loskomen van
de rollclamp of de rollbeam, identificeerbaar over
het gehele geplande traject "C" (afb. 4).
4. Het corso-valstopapparaat is correct opgehangen
en vergrendeld op de balk.
9. Het gebruik van het systeem
Elke
operator
die
een
gebruikt, moet fysiek in staat zijn om werkzaamheden
op hoogte uit te voeren en moet voorafgaand aan het
gebruik de vereiste training hebben gevolgd zoals
vereist wordt in deze handleiding, met demonstratie
onder risicovrije omstandigheden met behulp van de
bijbehorende PBM-apparatuur.
De verbindings- en ontkoppelingsmethode van het
valstoppunt moet zorgvuldig worden uitgelegd en
er moet worden gecontroleerd dat de operator deze
methode begrepen heeft. De beschrijving van de
installatie van de PBM-connector wordt gegeven in Afb. 7
en toont de connector in open positie 1 voor de plaatsing
ervan, en in de gesloten positie 2 op het beveiligende
ankerpunt. Voor de veiligheid van de operator moet de
kartelmoer volledig worden vastgeschroefd nadat deze
is aangesloten. Het gebruik van een draadconnector die
compatibel is met de beveiligende ankerring is essentieel.
De Tractel
valstopapparaten mogen alleen worden
®
gebruikt als valbescherming voor één operator, en mag
nooit worden gebruikt als ophangpunt. Dit systeem mag
alleen worden gebruikt met CE-gecertificeerde PBM's
die voldoen aan alle toepasselijke voorschriften en
normen. Een compleet valbeveilingsharnas is het enige
harnassysteem van de operator dat acceptabel is voor
gebruik met een valstopapparaat.
Het valstopapparaat mag nooit buiten de grenzen
worden gebruikt die staan aangegeven in deze
handleiding.
Voor gebruik dient de operator er zich van te verzekeren
dat:
Algemene controle
1. Het valstopapparaat zich in een zichtbare goede
staat bevindt.
Tractel
-valstopapparaat
®