bedient of de gebruiker aansprakelijk is voor
ongevallen en onvoorziene gebeurtenissen die
personen of hun eigendommen kunnen overko-
men. Het valt onder de verantwoordelijkheid van
de gebruiker om de risico's, die het terrein waar
hij op moet werken met zich mee kan brengen,
te beoordelen en om alle nodige voorzorgs-
maatregelen te treffen met het oog op zijn eigen
veiligheid en die van anderen, met name op hel-
lingen, hobbelige, gladde of instabiele terreinen.
6) Indien men de machine aan derden wil geven
of lenen, moet men zich ervan verzekeren dat
de gebruiker de gebruiksaanwijzingen in dit
handboek doorneemt.
7) Vervoer geen kinderen of andere passagiers
op de machine, aangezien deze zouden kunnen
vallen en zware letsels kunnen opdoen en een
veilig rijgedrag in het gedrang brengen.
8) De bestuurder van de machine moet nauwge-
zet de instructies voor het rijden in acht nemen
en met name:
– Z ich niet laten afleiden en de nodige concen-
tratie behouden tijdens het werk;
– E raan denken dat een machine die van een
helling afglijdt niet gestopt kan worden door
de rem te gebruiken. De voornaamste oorza-
ken waardoor de macht over het stuur kwijt
geraakt kan worden zijn:
• O nvoldoende grip van de wielen;
• O verdreven snelheid;
• N iet passende remming;
• D e machine is niet geschikt voor het doel
waarvoor zij gebruikt wordt;
• G ebrek aan kennis van de gevolgen die de
toestand waarin het terrein zich bevindt kan
hebben en hellingen in het bijzonder;
• O njuist gebruik als trekvoertuig.
9) De machine is voorzien van een reeks mi-
croschakelaars en veiligheidsinrichtingen die
nooit gewijzigd of verwijderd mogen worden,
op straffe van het verval van de garantie en de
afwijzing van alle aansprakelijkheid vanwege de
fabrikant. Vooraleer de machine te gebruiken,
dient men steeds na te gaan of de veiligheidsin-
richtingen werkzaam zijn.
B) VÓÓR HET GEBRUIK
1) Gebruik tijdens het gebruik van de machine
steeds stevige antislip-werkschoenen en een
lange broek. Bedien de machine niet met blote
voeten of met open sandalen. Draag geen ket-
tingen, armbanden, kledij met loshangende
delen, of met veters of dassen. Lang haar moet
zorgvuldig bijeengebonden worden. Draag altijd
gehoorbescherming.
2) Controleer grondig de hele werkzone en ver-
wijder alles wat van de machine weg zou kun-
nen springen of de snijgroep en de motor zou
kunnen beschadigen (keien, takken, ijzerdraad,
beenderen, enz.)
3) LET OP: GEVAAR! Benzine is bijzonder
brandbaar.
– B ewaar de brandstof in speciale reservoirs;
– V ul de brandstof, met een trechter, alleen bui-
ten en rook niet tijdens deze werkzaamheden
en wanneer u met de brandstof bezig bent;
– G iet de brandstof in de tank vóórdat u de mo-
tor aanzet: als de motor aanstaat of warm is
mag u geen benzine toevoegen of de dop van
de benzinetank afdraaien;
– A ls u benzine gemorst hebt mag u de motor
niet starten maar dient u de machine uit de
buurt van de plek waar u de benzine gemorst
hebt te brengen en voorkomen dat er brand
ontstaat. U dient te wachten totdat de brand-
stof verdampt is en de benzinedampen opge-
lost zijn:
– D raai de dop altijd weer goed op de tank van
de machine en het benzinereservoir.
4) Vervang de geluiddempers als deze defect
zijn
5) Ga vóór het gebruik over op een algemene
controle van de machine, en in het bijzonder:
het uitzicht van de snij-inrichting, en controleer
of de schroeven en de snijgroep niet versleten
of beschadigd zijn. Vervang de snij-inrichtingen
en de beschadigde of versleten schroeven en
bloc om ervoor te zorgen dat het maaidek in
balans blijft. Eventuele herstellingen moeten
nabij een gespecialiseerd centrum uitgevoerd
worden.
6) Controleer regelmatig de staat van de batterij,
Vervang ze in geval van beschadigingen aan het
omhulsel, aan het deksel of aan de klemmen.
7) Vooraleer het werk aan te vangen, dient men
steeds de beschermingen op de uitgang te
monteren (opvangzak, zijdelingse aflaatbeveili-
ging of achterste aflaatbeveiliging).
C) TIJDENS HET GEBRUIK
1) Start de motor niet in gesloten ruimten waar
zich gevaarlijke koolstofmonoxide kan ontwik-
kelen. Het starten dient altijd in de open lucht of
in een goed geventileerde ruimte te gebeuren.
Onthoud steeds dat de aflaatgassen giftig zijn.
2) Werk enkel bij daglicht of met een goede
kunstmatige verlichting en bij goede zichtbaar-
heid. Verwijder personen, kinderen en dieren uit
de werkzone.
3) Vermijd, indien mogelijk, op nat gras te wer-
ken. Vermijd te werken in de regen en bij risico
op onweer. Gebruik de machine nooit bij slechte
weersomstandigheden, en zeker niet bij kans
op bliksem.
4) Alvorens de motor op te starten, dient men de
snij-inrichting of de krachtafnemer te ontkoppe-
len en de aandrijving vrij te zetten.
5) Let bijzonder goed op bij het benaderen van
2