5.4.9 De machine opbergen en geruime
tijd niet gebruiken
Als er verwacht wordt de machine voor geruime
tijd niet te gebruiken (meer dan 1 maand), moe-
ten de kabels van de accu losgekoppeld wor-
den, waarbij de aanwijzingen in de handleiding
van de motor in acht genomen moeten worden.
(Afb. 5.11) Leeg de brandstoftank door de slang
(1) op de toevoer van het benzinefilter (2) los te
maken en vang de brandstof op in een geschikt
reservoir.
Verbind de slang (1) weer en let er hierbij op de
slangklem (3) goed aan te brengen.
Berg de machine op in een droge ruimte, be-
schut tegen alle weersomstandigheden en dek
ze, indien mogelijk, toe met een zeil (zie 8.5).
BELANGRIJK De accu dient opgeborgen te
worden op een koele, droge plaats. De accu altijd
terug opladen vóór iedere lange periode van in-
activiteit (langer dan 1 maand) en terug opladen
vooraleer de activiteit te hervatten (zie 6.2.3).
Controleer, voordat er opnieuw met de machine
gewerkt wordt, of er uit de slang, de benzinek-
raan en de carburateur geen benzine lekt.
5.4.10 Beveiligingszekering van de kaart
De elektronische kaart is voorzien van een ze-
kering waardoor het circuit verbroken wordt in
geval van afwijkingen of kortsluiting in de elek-
trische installatie.
Als de zekering ingrijpt stopt de motor; voor de
zekering te vervangen (zie 6.3.5), de oorzaak
van de storing opsporen en verhelpen om te
voorkomen dat dit zich herhaalt.
5.5 GEBRUIK OP HELLINGEN (Afb. 5.12)
De aangegeven limieten in acht nemen (max
10° - 17).
LET OP!
Op hellingen dient het rijden
zeer zorgvuldig te gebeuren om het steige-
ren van de machine te voorkomen. Vertraag
de snelheid bij het beginnen van een helling,
vooral bij het afdalen.
GEVAAR!
Gebruik de achteruitversnel-
ling nooit om snelheid te minderen; dit kan
de macht over het stuur doen verliezen,
vooral op gladde terreinen.
Mechanische aandrijving
GEVAAR!
met de versnelling of de koppeling in de
vrije stand! Schakel altijd een lage ver-
snelling in voordat u de machine onbe-
heerd achterlaat.
Hydrostatische aandrijving
Het afdalen van een helling kan uitgevoerd
worden zonder het koppelingspedaal te be-
dienen (zie 4.32) om zoveel mogelijk ge-
bruik te maken van het remeffect van de hy-
drostatische aandrijving als de koppeling
niet is ingeschakeld.
5.6 TIPS OM ALTIJD EEN MOOI GAZON
TE HEBBEN
1. V oor een mooi, groen en zacht gazon is het
nodig dat het gras regelmatig en op de juiste
manier gemaaid wordt. Het gazon kan van
verschillende soorten gras zijn. Bij regel-
matige maaibeurten, groeit het gras sneller,
waardoor meer wortelgroei ontstaat en een
mooi dicht gazon bekomen wordt; indien
minder vaak gemaaid wordt, wordt ook de
groei van hoog en wild gras bevorderd (kla-
ver, margrieten, enz.)
2. H et is beter het gras te maaien als het ga-
zon goed droog is.
3. D e snij-inrichtingen dienen geen gebreken
te vertonen en goed scherp te zijn, zodat het
gras op de juiste manier wordt afgesneden
zonder uitgerukt te worden. Dit kan namelijk
tot vergeling van de punten leiden.
4. D e motor dient op volle toeren te draaien
om zowel het gras op de juiste manier af te
snijden als een goede afvoer van het gras
naar het uitwerpkanaal te verkrijgen.
5. D e maaifrequentie wordt bepaald aan de
hand van de groei van het gras, waarbij
vermeden moet worden dat het gras te hoog
wordt.
6. I n de warmste en droogste tijden van het
jaar is het beter om het gras iets hoger te la-
ten worden zodat het gazon niet uitdroogt.
7. D e optimale hoogte van het gras van een
goed verzorgd gazon bedraagt ongeveer
4-5 cm en met een enkele maaibeurt wordt
het best niet meer dan een derde van de vol-
ledig lengte gemaaid. Als het gras erg hoog
is, raden wij aan om het gazon, met tussen-
poos van één dag, in twee keer te maaien,
de eerste keer met de snij-inrichtingen in
14
Rijd nooit een helling af