Télécharger Imprimer la page

Hurricane HTG 98 SD Manuel D'utilisation page 102

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

absoluut vermeden te worden alvorens de accu
volledig opgeladen is!
3.5 MONTAGE VAN DE VOORBUMPER
(indien aanwezig)
• Bumper Type "I" (Afb. 3.5)
Monteer de voorbumper (1) aan de onderkant 
van het frame (2) met behulp van de vier schroe-
ven (3).
• Bumper Type "II" (Afb. 3.6)
Monteer de twee steunen (1) en (2) op het 
onderste deel van het frame (3) en draai de 
schroeven (4) stevig vast.
Bevestig de voorste bumper (5) aan de steunen 
(1) en (2) met behulp van de schroeven (6) en 
van de moeren (7).
3.6 MONTAGE VAN DE ZIJDELINGSE
AFLAATDEFLECTOR (Afb. 3.6)
Monteer de veer (2) aan de binnenkant van de 
zijdelingse aflaatdeflector (1), door het uiteinde 
(2a) in de opening te voeren en te draaien zodat 
zowel de veer (2) als het uiteinde (2a) goed in 
hun respectieve zittingen rusten.
Positioneer de zijdelingse aflaatdeflector (1) 
tegenover de houders (3) van de snijgroep en 
draai, met behulp van een schroevendraaier, 
het tweede uiteinde (2b) van de veer (2) tot deze 
buiten de deflector komt te staan.
Steek de pin (4) in de gaten van de houders 
(3) en van de zijdelingse aflaatdeflector, door-
heen de windingen van de veer (2) tot het open 
uiteinde ervan helemaal uit de meest interne 
houder komt
Steek de stift (5) in de opening (4a) van de pin 
en verdraai de pin zodat de twee uiteinden (5a) 
van de stift (met behulp van een tang) geplooid 
worden, zodat de stift niet kan los komen en zo 
de pin kan doen vrijkomen
LET OP!
Waak erover dat de veer op
correcte wijze werkt en de zijdelingse aflaat-
deflector stabiel op zijn plaats houdt in de
lage stand, en zorg ervoor dat de pin goed
geplaatst is en niet per ongeluk naar buiten
kan steken
3.7 HERPOSITIONERING VAN DE
ANTISCALP WIELEN (Afb. 3.7)
Om transportredenen zijn de antiscalp wielen 
(1) in het hoogste gat bevestigd. 
Om hun taak te kunnen verrichten moeten de 
antiscalp wielen (1) in het meest geschikte gat 
voor het soort grond bevestigd worden (zie 
5.4.5).
4. BEDIENINGSELEMENTEN
4.1 STUURWIEL (Afb. 4.1 n.1)
Hiermee kunnen de voorwielen bestuurd wor-
den.
4.2 GASHENDEL (Afb. 4.1 n.2)
Hiermee kan het toerental van de motor bepaald 
worden. De diverse standen staan als volgt aan-
geven op de sticker:
  «STARTER»  koud starten  
  «LANGZAAM»    m inimaal toerental 
  «SNEL»  maximaal toerental van de motor
–    D e «STARTER» stand veroorzaakt een ver-
rijking van het mengsel en dient alleen te wor-
den gebruikt bij de start met een koude motor, 
uitsluitend voor zolang dit strikt nodig is.
– Tijdens het rijden dient er een stand tussen
«LANGZAAM» en «SNEL» gekozen te wor-
den.
–    Z et de gashendel tijdens het maaien in de 
«SNEL» stand.
4.2a COMMANDO STARTER
(indien voorzien) (Afb. 4.1 n.2)
Dit veroorzaakt een verrijking van het mengsel 
en dient alleen te worden gebruikt bij de start 
met een koude motor, uitsluitend voor zolang dit 
strikt nodig is.
4.3 CONTACTSLOT (Afb. 4.1 n.3)
  «STOP»  alles is uitgeschakeld;
  «LICHTEN AAN» (indien aanwezig);
«DRAAIEN» alle diensten zijn
  «START»  schakelt de startmotor aan.
– Zodra vanuit de «START» stand de sleutel
losgelaten wordt, komt deze vanzelf weer in 
de «DRAAIEN» stand terug.
–    N a de motor gestart te hebben, gaan de lich-
ten aan (indien aanwezig) door de sleutel in 
8
van de motor
ingeschakeld;

Publicité

loading