3. Sluit desgewenst een afstandsbediening, een monitoring- en regelapparaat of de CI-bus van het voertuig
(afb. ,4) aan op een LIN-bus (zie
Instructie
• Volg de aanwijzingen van de voertuigfabrikant op.
• Controleer of de CI-bus de instelling voor het opladen van de accu ondersteunt.
4. Sluit desgewenst een relais (afb. , 2) aan op de AC-interlockaansluiting (afb. , 5).
Instructie Volg de aanwijzingen van de voertuigfabrikant op.
5. Sluit de pluskabel van de acculader aan op de pluspool van de accu.
6. Sluit de minkabel van de acculader aan op de minpool van de accu.
7.
Sluit de acculader aan op de D+ aansluiting en de voeding.
Accu's ontkoppelen
Volg de installatieprocedure in omgekeerde volgorde.
10 Gebruik
Huisaccutype selecteren
Controleer het volgende voor selecteren van het huisaccutype:
• Er zijn geen accu's aangesloten op de acculader.
• De accuslader is aangesloten op een AC-bron.
Druk op de starthulpknop en de accutypekeuzeknop
De ledindicator knippert groen en rood.
Bij elke druk op de knop wordt het volgende accutype geselecteerd en de ledindicator gee het gekozen type
aan met het aantal groene knipperimpulsen gevolgd door één rode knipperimpuls:
Aantal knipperimpulsen
1
2
3
4
Acculader gebruiken
De acculader laadt de accu's automatisch op wanneer deze zijn aangesloten op een AC-bron of een dynamo.
De startaccu opladen met de huisaccu
Instructie De starthulpfunctie kan alleen worden geactiveerd wanneer de acculader niet is aangesloten
op een AC-bron, er geen D+ signaal aanwezig is en de spanning van de huisaccu hoger is dan 11,8 V.
Aansluitingen en
Beschrijving
Het loodzuuraccutype is geselecteerd.
Het AGM/loodgelaccutype is geselecteerd.
Het LiFePo4-accutype is geselecteerd.
De voeding is geselecteerd.
bedieningselementen).
(afb.
8).
NL
125