5. Steek de dataleiding in de daarvoor bestemde aan-
sluiting in het aansluitgedeelte. Zie Besturingsleiding
(Control Pilot) en .
6. Verwijder eventuele verontreinigingen zoals isolatie-
resten in het aansluitgedeelte.
7. Controleer opnieuw of alle leidingen vastzitten in de
betreffende klem.
8. Positioneer nu de kabeldoorvoertule in de behuizings-
NL
doorvoering.
AANWIJZING
Let erop dat er geen luchtspleten ontstaan tussen de
behuizing en de doorvoertule.
De elektrische aansluiting in gedeelde
4.4.1
(splitphase) elektriciteitsnetten
Aansluitconfiguratie:
Elektriciteitsnet-leiding
L1
L2
DIP-schakelaar configuratie: D6 = 0 (OFF)
AANWIJZING
Met deze aansluitconfiguratie is geen begrenzing van
asymmetrische belasting gedefinieerd.
AANWIJZING
Netsnoer: tussen L1 en L2 mag een nominale span-
ning van maximaal 230 V aanwezig zijn.
4.5
LAN-kabel
Aansluiting van het laadstation op de netwerkinfrastruc-
tuur op de plaats van opstelling. Via deze aansluiting kan
het laadstation geconfigureerd en bestuurd worden
(voorwaarde: verbinding met de backend of met het lo-
kale power-management-systeem). Een netwerkkabel van
de categorie CAT7 wordt aanbevolen. De LAN-kabel
moet door de linkeropening van de Wallbox worden ge-
voerd om deze op de LAN-bus aan te sluiten.
Besturing van werkelijk vermogen
4.6
Afb. 5
De besturing van het werkzaam vermogen volgens de
richtlijn conform VDE AR-4100 moet als volgt worden
aangesloten:
88
De beide kabels van de toonfrequent-ontvanger resp. van
het spanningsvrije contact moeten in deze stekker in po-
sitie 3 en 4 worden aangesloten (zie Afb. 5). De toewij-
zing (volgorde) van de twee kabels aan pos. 3 en 4 kan
vrij worden gekozen. (max. kabeldoorsnede 1,5 mm²).
WAARSCHUWING
Tussen klemmen 3 en 4 mag geen spanning worden
aangebracht. Het gebruikte relais of de toonfrequent-
ontvanger moet spanningvrij werken.
Instelling DIP-schakelaars
4.7
GEVAAR
Hoge spanningen.
Gevaar voor een dodelijke elektrische schok.
u
u
Controleer of er geen spanning aanwezig is.
DIP-schakelaars bepalen de maximale stroomsterkte. De
Klemblok
instelling kan daarna via de Charger Setup app in stappen
L1
van 1 A worden ingesteld, tot aan de maximale waarde
die door de DIP-schakelaars geconfigureerd wordt.
Neutraal
Afb. 6
DIP-schakelaar links/ON = 1
DIP-schakelaar rechts/OFF = 0
DIP-schakelaar fabrieksinstelling:
D1
D2
Off
Off
AANWIJZING
Wijzigingen in de instellingen van de DIP-schakelaars
worden pas actief nadat het laadstation opnieuw is
opgestart.
D1 D2 D3 [A]
0
0
0
32 Leveringstoestand
0
0
1
10
1
0
0
13
1
0
1
16
0
1
0
20
0
1
1
25
1
1
0
8
1
1
1
0 Demo-modus: laden niet mogelijk
WAARSCHUWING
De DIP-schakelaars moeten vóór inbedrijfname door
een elektricien aan de voorgeschakelde installatie
worden aangepast.
D4 0= geen begrenzing voor asymmetrische belasting
1= begrenzing voor asymmetrische belasting op
D5 0= geen begrenzing voor asymmetrische belasting
1= begrenzing voor asymmetrische belasting op
D6 1= TN/TT-net.
0= IT-net (alleen 1-fasige aansluiting op het net
WAARSCHUWING
De instellingen in de Webasto charger setup-app mo-
gen alleen door een elektricien worden aangepast.
4.8
4.8.1
D3
D4
D5
D6
Documenteer de test- en meetresultaten van de eerste in-
Off
On
On
On
bedrijfname overeenkomstig de geldende installatieregels
en normen.
De Webasto Charger Setup app ondersteunt u bij de con-
trole tijdens de inbedrijfname.
Geldig zijn de lokale bepalingen met betrekking tot ge-
bruik, installatie en milieu.
Beschrijving
4.8.2
1. Verwijder materiaalresten uit het aansluitgedeelte.
2. Controleer vóór het starten of alle schroef- en klem-
verbindingen goed vastzitten.
3. Monteer de onderste afdekking.
4. Bevestig de onderste afdekking met de montage-
schroeven; draai de montageschroeven voorzichtig
tot aan de aanslag vast. Zie Afb. 1.
5. Schakel de netspanning in.
– Startsequentie wordt geactiveerd (duur maximaal 60
seconden).
bij 1-fasig laden.
16 A en D1-D3 > 20 A (voor CH en AT).
bij 1-fasig laden.
20 A en D1-D3 > 25 A (voor D).
mogelijk).
Eerste inbedrijfname
Veiligheidstest
Startprocedure
5111233C_ISI_Next