– Verwijder de afdekking van het installatiegebied
niet tijdens het gebruik.
– Verwijder markeringen, waarschuwingssymbolen
en typeplaatje niet van het laadstation.
– De laadkabel mag uitsluitend door een elektricien
volgens de instructie worden vervangen.
– Het is ten strengste verboden om andere appara-
ten op het laadstation aan te sluiten.
– Let erop dat de laadkabel en laadkoppeling zijn
beschermd tegen overreden worden, ingeklemd
raken en andere mechanische risico's.
– Als het laadstation, de laadkabel of de laadkoppe-
ling beschadigd is, stel dan direct het servicecenter
op de hoogte. Gebruik het laadstation niet meer.
– Bescherm de laadkabel en -koppeling tegen con-
tact met externe warmtebronnen, water, vuil en
chemicaliën.
– Verleng de laadkabel niet met een verlengkabel of
adapter om deze met het voertuig te verbinden.
– Verwijder de laadkabel uitsluitend door aan de
laadkoppeling te trekken.
– Reinig het laadstation nooit met een hogedrukrei-
niger, vergelijkbare apparaten of met een tuin-
slang.
– Schakel de elektrische externe voeding uit voordat
u de laadstekkerbussen reinigt.
– De laadkabel mag tijdens het gebruik niet worden
blootgesteld aan trekbelasting.
– Zorg ervoor dat uitsluitend personen die deze be-
dieningshandleiding hebben gelezen, toegang
hebben tot het laadstation.
WAARSCHUWING
– Als de laadkabel niet wordt gebruikt, hang deze
dan in de daarvoor bestemde kabelhouder en zet
de laadkoppeling vast in het opnhanging. Leg de
laadkabel daarbij losjes om de kabelhouder, zodat
deze de vloer niet raakt.
– Zorg ervoor dat de laadkabel en laadkoppeling
zijn beschermd tegen overreden worden, inge-
klemd raken en alle andere mechanische risico's.
5111233C_ISI_Next
Veiligheidsaanwijzingen voor de
3.3
installatie
– Voor een veilige installatie moeten de aanwijzin-
gen uit dit document worden opgevolgd.
– De installatie en de aansluiting van het laadstation
mogen uitsluitend door een gekwalificeerde elek-
tricien worden uitgevoerd.
– Neem de plaatselijke wettelijke eisen die worden
gesteld aan elektrische installaties, brandbeveili-
ging, veiligheidsbepalingen en vluchtwegen op de
geplande installatielocatie in acht.
– Gebruik uitsluitend het meegeleverde montage-
materiaal.
– Neem bij geopend apparaat vakkundige voor-
zorgsmaatregelen m.b.t. ESD-bescherming, om
elektrostatische ontladingen te vermijden.
– Draag bij het hanteren van elektrostatisch gevoeli-
ge printplaten geaarde antistatische armbanden
en neem de vakkundige ESD-voorzorgsmaatrege-
len in acht. Armbanden mogen alleen bij het mon-
teren en aansluiten van de laadeenheid worden
gedragen. Armbanden mogen nooit bij een span-
ningvoerende Webasto Next worden gedragen.
– Elektriciens moeten tijdens de installatie van de
Webasto Next vakkundig geaard zijn.
– Installeer de Webasto Next niet in een potentieel
explosieve omgeving (Ex-zone).
– Installeer de Webasto Next zodanig dat de laadka-
bel geen doorgang blokkeert of belemmert.
– Installeer de Webasto Next niet in omgevingen
met ammoniak of ammoniakhoudende lucht.
– Installeer de Webasto Next niet op een plek waar
deze kan worden beschadigd door vallende voor-
werpen.
– De Webasto Next is geschikt voor het gebruik in
binnen- en buitenruimtes.
– Installeer de Webasto Next niet in de buurt van in-
stallaties die water sproeien, bijvoorbeeld auto-
wasstraten, hogedrukreinigers of tuinslangen.
– Bescherm de Webasto Next tegen beschadiging
door vorst, hagel en dergelijke. Wij willen hierbij
wijzen op onze IP-beschermingsklasse (IP54).
– De Webasto Next is geschikt voor gebruik op plek-
ken zonder toegangsbeperking.
– Bescherm de Webasto Next tegen direct zonlicht.
Bij hoge temperaturen kan de laadstroom worden
verminderd of kan het laadproces zelfs volledig
worden onderbroken.
De bedrijfstemperatuur van de 11kW-variant be-
draagt -30 °C tot +55 °C.
De bedrijfstemperatuur van de 22kW-variant be-
draagt -30 °C tot +45 °C.
– Kies de installatielocatie van de Webasto Next zo-
danig dat onbedoeld aanrijden door voertuigen
uitgesloten is. Als beschadigingen niet kunnen
worden uitgesloten, moeten er beschermende
maatregelen worden getroffen.
– Neem de Webasto Next niet in bedrijf als deze tij-
dens de installatie is beschadigd; het apparaat
moet worden vervangen.
3.4
Veiligheidsaanwijzingen voor de
elektrische aansluiting
WAARSCHUWING
– Elk laadstation moet door een eigen aardlekscha-
kelaar en installatieautomaat in de aansluitinstal-
latie worden beschermd. Zie hoofdstuk 4.1, "Eisen
aan het installatiegebied" op pagina 85.
– Zorg ervoor dat de elektrische aansluitingen span-
ningsvrij zijn voordat het laadstation op de elektri-
citeit wordt aangesloten.
– Zorg ervoor dat de juiste aansluitkabel voor de
aansluiting op het elektriciteitsnet wordt gebruikt.
– Laat het laadstation niet zonder toezicht als de in-
stallatieafdekking is geopend.
– Wijzig de instelling van de DIP-schakelaars alleen
als het apparaat is uitgeschakeld.
– Neem eventuele aanmeldingen bij de netbeheer-
der in acht.
NL
83