4
Installatie en elektrische aansluiting
GEVAAR
Neem de in Veiligheid genoemde veiligheidsaanwijzin-
gen in acht.
Voor toegang tot andere documenten, gebruikt u een
van de volgende opties:
Webasto Service app (voor de installatie)
Om deze toepassing te downloaden:
u
scan de volgende QR-code of
ga naar
u
https://apps.apple.com/ (Apple App Store) of
https://play.google.com/ (Google Play Store).
Voor toegang tot de Webasto Service-app en de techni-
sche online-documentatie van Webasto scant u de QR-
code of de streepjescode op uw Webasto-productverpak-
king.
U vindt onze bedieningsinstructies op de Webasto-websi-
te op:
https://charging.webasto.com/int/products/
documentation
Alle talen zijn te vinden in het downloadportaal op onze
website.
AANWIJZING
Het Webasto Next veiligheidsconcept is gebaseerd op
de aanwezigheid van een aardingssysteem dat altijd
bij de installatie door een elektricien gewaarborgd
moet zijn.
Webasto Charger Setup app (voor de installatie)
Om deze toepassing te downloaden:
5111233C_ISI_Next
u
scan de volgende QR-code of
u
ga naar
https://apps.apple.com/ (Apple App Store) of
https://play.google.com/ (Google Play Store).
Webasto ChargeConnect app (voor de bediening)
Om deze toepassing te downloaden:
u
scan de volgende QR-code of
u
ga naar
https://apps.apple.com/ (Apple App Store) of
https://play.google.com/ (Google Play Store).
4.1
Eisen aan het installatiegebied
Bij de keuze van de installatielocatie van de Webasto
Next moet rekening worden gehouden met de volgende
punten:
– Bij de installatie moet de onderkant van de bijgevoeg-
de montagesjabloon een minimale afstand van 90 cm
tot de bodem hebben. Zie Afb. 9.
– Als er meerdere laadstations naast elkaar worden ge-
monteerd, moet de afstand tussen de afzonderlijke
stations minstens 200 mm bedragen.
– Het montagevlak moet massief en stabiel zijn.
– Het montagevlak moet geheel vlak zijn (max. 1 mm
verschil tussen de afzonderlijke montagepunten).
– Het montagevlak mag geen licht ontvlambare stoffen
bevatten.
– Een zo kort mogelijke kabelverbinding van het laadsta-
tion naar het voertuig.
– Geen risico is dat de laadkabel wordt overreden.
– Mogelijke elektrische aansluitingen van infrastructuur.
– Geen belemmering van voetpaden en vluchtwegen.
– Voor een optimale en storingsvrije werking moet een
installatielocatie zonder direct zonlicht worden geko-
zen.
– De gebruikelijke parkeerpositie van het voertuig met
inachtneming van de laadstekkerpositie van het voer-
tuig.
– Inachtneming van lokale bouw- en brandbeveiligings-
voorschriften.
AANWIJZING
De montageafstand tussen de onderkant van het
laadstation en de grond moet minstens 0,9 m bedra-
gen.
AANWIJZING
Inachtneming van de installatieset voor landspecifieke
doeleinden (zie Leveromvang).
Criteria voor de elektrische aansluiting
4.2
De in de fabriek geparametreerde, maximale laadstroom
is vermeld op het typeplaatje van het laadstation. Met
DIP-schakelaars kan de maximale laadstroom worden
aangepast aan de waarde van de in de installatie inge-
bouwde installatieautomaat.
AANWIJZING
De stroomwaarden van de gekozen beveiligingsinrich-
tingen mogen in geen geval lager zijn dan de op het
typeplaatje van het laadstation vermelde of met de
DIP-schakelaar ingestelde stroomwaarde.
Zie hoofdstuk 4.7, "Instelling DIP-schakelaars" op pa-
gina 88.
Vóór aanvang van de aansluitwerkzaamheden moet een
elektricien de voorwaarden voor de installatie van het
laadstation controleren.
Neem ook de nationale regelgeving van de autoriteiten
en netbeheerders in acht, bijvoorbeeld de meldplicht bij
installatie van een laadstation.
AANWIJZING
In enkele landen is het 1-fasige laden begrensd op
een gedefinieerde stroomsterkte. De lokale aansluit-
omstandigheden moeten in acht worden genomen.
NL
85