11. Ingebruikname
f Draai alle schroefkoppelingen vast.
f Controleer de vuldruk van de installatie.
Instructie
Bij koude installatie (onder 30 °C) bedraagt de minimale
vuldruk 0,35 MPa (3,5 bar).
f Controleer de voordruk van het drukexpansievat.
Instructie
Het drukexpansievat moet een voordruk van 0,3 MPa
(3 bar) hebben.
f Vul het "Inbedrijfstellingsprotocol" in.
f Stel de ingebouwde regeling in op manuele werking. Hou
rekening met de bedienings- en installatiehandleiding van de
in de installatie ingebouwde regeling.
f Controleer of alle vereiste relais van de zonneregeling aange-
sloten zijn.
f Schakel de regeling weer naar automatische werking.
Als aan de inschakelvoorwaarden voldaan is, moet de installatie
automatisch in werking gaan. Als dit niet het geval is, controleert
u in het hoofdstuk "Wat moet u doen als..." wat de mogelijke
oorzaak van de storing is.
12. Onderhoud
Instructie
U kunt bij ons een onderhoudscontract afsluiten.
12.1 Onderhoud
f Controleer de goede werking van de installatie, inclusief re-
geling, veiligheidsinrichtingen en boiler.
f Controleer of de onderdelen van de installatie die blootstaan
aan de weersomstandigheden, de bevestigingen en de isola-
tie in goede staat verkeren.
f Verwijder vuil.
f Controleer de pH-waarde (>7) en de vorstbescherming
(-- 30 °C) van de warmtedragervloeistof. Vervang de warmte-
dragervloeistof eventueel of vul bij via de vulopeningen van
het zonnestation.
OPGELET letsel
!
Als de warmtedragervloeistof tijdens onderhouds- of
reparatiewerken moet worden afgelaten, moet dit door
een vakman gebeuren.
Apparatuur- en milieuschade
Voor u de warmtedragervloeistof uit de collector verwij-
dert, moet de collector worden beschermd tegen lichtin-
val. Dek de collector lichtondoorlaatbaar af.