10.13 Dichtheidscontrole
Apparatuur- en milieuschade
De isolatie mag pas worden aangebracht als de dicht-
heidscontrole uitgevoerd is.
f Vul de installatie opnieuw.
f Breng met de vulpomp een druk van 0,5 MPa (5 bar) tot
stand.
f De testdruk mag gedurende twee uur niet dalen.
f Ook als de collectoren afgedekt zijn, zijn drukschommelingen
door wisselende zonnestraling mogelijk.
f Voer een visuele controle uit op alle verbindingspunten van
de zonne-installatie.
10.14 Afsluiten van het vulproces
f Verlaag de installatiedruk naar de vereiste vuldruk. Als de
installatie koud staat, bdraagt de minimale vuldruk 0,35 MPa
(3,5 bar).
f Sluit de vul- en aftapkranen af met de bijgeleverde
afsluitkappen.
f Breng het veiligheidsgegevensblad van de warmtedrager-
vloeistof aan op de installatie!
f Laat de zonne-installatie 's nachts rusten.
f De volgende morgen, voor het begin van de sterke zon-
nestraling, ontlucht u de installatie opnieuw aan de
ontluchtingsventielen.
f Zet de zwaartekrachtrem buiten dienst door de kogelkraan
naar de verticale positie te draaien.
Instructie
Tijdens normale werking moeten de afsluitkranen voor
de ontluchters in de omgeving van de collector altijd ge-
sloten worden gehouden.
Apparatuur- en milieuschade
De afvoer van de veiligheidsklep moet uitmonden in een
opvangbak die de volledige inhoud van de installatie kan
opnemen. Bij kleine installaties volstaat hiervoor de leeg-
gemaakte warmtedragerbus. De verbruikte warmtedra-
gervloeistof moet op de voorgeschreven manier worden
weggedaan (stort of verbrandingsinstallatie).
10.15 Isolatie
Ga na of de installatie aan een drukcontrole werd onderworpen
en een dichtheidscontrole werd uitgevoerd voor de isolatie wordt
aangebracht.
Isoleer alle buizen. Het isolatiemateriaal moet ter plaatse worden
voorzien.
tot 20
20
20 - 35
30
40 - 100
gelijke DN
meer dan 100
100
Bij isolatiematerialen met een ander warmtegeleidend vermogen
dient u de dikte van de isolatielaag om te rekenen.
Gebruik voor de isolatie van de buitenbuizen temperatuur- en UV-
bestendig isolatiemateriaal: minerale wol die voorzien is van een
aluminium roosterfolie, een flexibele EPDM-slang of een EPDM-
slang met gesloten poriën.
Bij de minerale wol is een vaste ommanteling uit aluminiumplaat
aan te bevelen. De EPDM-slang kan worden voorzien van een UV-
bestendige verflaag.
f Voorzie de collectordompelhuls, de schroefkoppelingen en de
dakdoorvoer van een isolatie die voegdicht gesloten, tempe-
ratuur- en UV-bestendig moet zijn.
f Snij het isolatiemateriaal eventueel aan de zijkant in en kleef
de sleuf dicht na de montage.
f Bescherm de isolatie tegen stukbijten door vogels en
marters.