N L
C O M P O N E N T E N
5 A A N H A N G WAG E N ( N I E T B I J I N B O U W V E R S I E )
De machine is opgebouwd op een aanhangwagen. De aanhanger horizontaal,
op een stabiele ondergrond plaatsen tijdens de spuitwerkzaamheden, dit om
een mogelijke storing van leegloop watertank te vermijden!
6 WAT E R TA N K
De watertank is een waterreservoir dat tussen het waterleidingnet (kraan)
en de hogedrukpomp staat. De watertank voorkomt dat er drukstoten
in het waterleidingnet kunnen optreden. Drukstoten ontstaan door het
in- en uitschakelen van de spuitstraal. De watertank voorkomt onder alle
omstandigheden dat er sporen van toegevoegde chemicaliën in het
waterleidingnet doordringen. Ook heeft de tank een overloop om het teveel
aan water te kunnen afvoeren. De watertank heeft tevens een leegloopkraan
aan de voorkant van de trailer. Wij raden tevens aan om de trailer te vervoeren
met lege watertank!
De dop aan de watertank dient NIET om te vullen.
De dop dient ENKEL om eventueel antivries toe te voegen
in de watertank en om het waterniveau van de watertank
te controleren via het vlottersysteem of eventueel
onderhoud aan het vlottersysteem/watertank
Vullen via de dop mag in geen geval gebeuren, het aangevoerde water gaat
dan niet door de filter (aanvoerwater wordt niet gefilterd). DIBO is dan ook niet
verantwoordelijk voor mogelijke schade als gevolg van verkeerd gebruik van
de dop.
Gelieve tevens geen andere producten (zoals
chemicaliën,...) in de tank toe te voegen!
7 WAT E R F I LT E R
Het aangevoerde water wordt met de waterfilter gezuiverd.
8 B R A N D E R M OTO R
De brandermotor drijft zowel de brandstofpomp als de ventilator aan.
De brandermotor gaat draaien van zodra de branderschakelaar wordt
ingeschakeld.
9 B R A N D S TO F P O M P
De brandstofpomp wordt aangedreven door de brandermotor. Op de
brandstofpomp zit een magneetklep die er voor zorgt dat de brandstof ofwel
naar de brander wordt gepompt, ofwel wordt terug gestort in de brandstoftank.
10 V E N T I L ATO R
De ventilator zorgt ervoor dat er voldoende lucht is voor de verbranding en
tevens voor de koeling van de branderketelwand. De ventilator wordt elektrisch
aangedreven en bevindt zich aan de onderzijde van de ketel.
11 O N T S T E K I N G S T R A N S F O R M ATO R
De ontstekingstransformator is indirect tegen de branderkamer gemonteerd.
De ontstekingstransformator zorgt voor een permanente ontstekingsvonk in de
branderkamer.
12 S T R O M I N G S S C H A K E L A A R
Zodra er wordt gespoten, stroomt er water door de stromingsschakelaar.
De schakelaar controleert of er doorstroming van het water is.
Bij voldoende doorstroming kan de brander functioneren.
13 OV E R D R U K V E N T I E L
Als de druk in het watercircuit door onvoorziene omstandigheden te hoog zou
worden gaat het overdrukventiel open en laat het water via een slang naar
buiten lopen.
14 F R A M E
Het frame is gemaakt van een gelakte ijzeren constructie.
Het frame is op de aanhanger gemonteerd, de motor is met trillingsdempers op
het frame gemonteerd.
DiBO 18
.