Gebruiksaanwijzing
Onderhouds-
werkzaamheden
Verwondingsgevaar
!
Draag werkhandschoenen.
Let op
Mogelijke beschadigingen
aan de machine
Voor het vervangen van machine-
delen gebruikt u uitsluitend
originele vervangingsonderdelen.
Let op
Gevaar voor het milieu door
motorolie.
Lever na het verversen van de olie
de oude olie in bij een inzamel-
plaats voor oude olie of een
afvalverwerkingsbedrijf.
Machine en toebehoren
reinigen
Let op
Gebruik voor het reinigen geen
hogedrukreiniger
Plaats de machine op een
stevige, vlakke en horizontale
ondergrond.
Aanhechtend vuil verwijderen.
Motor met doek en borstel
reinigen.
Aanwijzing
– Na elk gebruik heel in het
bijzonder de veegborstels
reinigen en indien nodig kabels,
draden of overige vreemde
voorwerpen verwijderen.
– Bij gebruik van de machine in
de winter bestaat een bijzonder
groot roest- en corrosiegevaar.
Reinig de machine na elk gebruik
grondig.
Smeren
Alle ronddraaiende en bewegende
delen met lichte olie smeren.
Bandendruk instellen
Let op
Explosiegevaar!
Maximale bandendruk van 1,4 bar/
20 PSI nooit overschrijden.
Geadviseerde bandendruk:
1,0 bar.
Koppeling voor veegborstel-
aandrijving controleren
en instellen
Afbeelding 1
Laat de koppelingshendel (1) los.
Koppelingskabel (pos. 3 –
afbeelding 12) mag geen speling
hebben, maar mag niet strak zijn.
Anders instelling wijzigen (zie
„Instelling van koppelingskabel
wijzigen").
Koppelingshendel (1) moet
helemaal naar beneden kunnen
worden geduwd. Anders is de
koppelingskabel te strak
gespannen en moet deze losser
worden gemaakt (zie „Instelling
van koppelingskabel wijzigen").
Aanvullende controle (zie ook „Met
de machine werken"):
Terwijl de motor loopt (
veegborstelaandrijving
10 seconden inschakelen.
Koppelingshendel loslaten.
De veegborstel mag niet meer
draaien.
Koppeling voor rijaandrijving
controleren en instellen
Afbeelding 1
Schakelhendel (8) in snelste
voorwaartse versnelling
(hoogste cijfer) zetten.
Terwijl de koppelingshendel (2)
losgelaten is, de machine vooruit
duwen.
Tijdens het duwen schakel-
hendel (8) in snelste
achterwaartse versnelling „R
/R2" en vervolgens in snelste
voorwaartse versnelling zetten.
Als een weerstand bij het duwen
of veranderen van versnelling
merkbaar is, koppelingskabel
losser maken (zie „Instelling van
koppelingskabel wijzigen").
Bij het duwen van de machine de
koppelingshendel (2) indrukken.
De wielen moeten geblokkeerd
worden. Anders koppelingskabel
iets spannen (zie „Instelling van
de koppelingskabel wijzigen").
Als de instelling nog niet hele-
maal goed is, de procedure
herhalen.
Instelling van de koppelings-
kabel wijzigen
Afbeelding 12
Voor koppelingskabels met instel-
plaat voor wielaandrijving (1) resp.
voor veegborstelaandrijving (2):
Spannen: Schroef (A) afhankelijk
van instelplaat losdraaien,
instelplaat naar onderen duwen
en schroef (A) weer vastdraaien.
Losdraaien: Schroef (A)
afhankelijk van instelplaat
losdraaien, instelplaat naar
boven duwen en schroef (A)
weer vastdraaien.
Veegborstels vervangen
Let op
De veegborstels moeten regel-
matig op slijtage worden gecontro-
leerd. Als het veegresultaat niet
)
meer bevredigend is of de
borsteldiameter nog slechts ca.
280 mm bedraagt, moeten de
veegborstels worden vervangen.
Gebruik alleen originele veeg-
borstels. Altijd per paar vervangen.
Afbeelding 8
De schroeven van het linker
zijstuk aan de botsbescherming
van de veegmachine verwijderen
het zijstuk verwijderen.
Schroef en moer aan de linker
veegborstel verwijderen en de
veegborstel naar buiten van
de aandrijfas lostrekken.
Nieuwe veegwals met de vlakke
borstelzijde naar buiten op de
aandrijfas schuiven.
Montagegat van de veegborstel
met het gat in de aandrijf op één
lijn brengen.
Veegborstel met schroef en moer
weer op de aandrijfas
bevestigen.
Zijstuk weer met de schroeven
monteren.
De montagestappen voor het
vervangen van de rechter veeg-
borstel analoog uitvoeren.
Nederlands
45