Ø60/100
▶
Stel de diagnosecode D.164 in. (→ Pagina 163)
Lengte (A) [m] +
overeenkomstige lengte voor
de bocht ¹)
< 5
≥5 ²)
¹) De maximale buislengte vermindert bij bijkomende afbuigingen
als volgt: per 87°‑bocht met 1 m, per 45°‑bocht met 0,5 m.
²) Maximale buislengte, zie installatiehandleiding lucht- verbran-
dingsgasafvoer.
8
Aanpassing aan de installatie
8.1
Parameters instellen
▶
Navigeer naar het menu Toestelconfiguratie en stel de
belangrijkste installatieparameters in.
▶
Navigeer naar het menu Start inst. ass. en start de in-
stallatieassistent opnieuw.
▶
Navigeer naar het menu Diagnosemenu en stel de vol-
gende installatieparameters in.
Diagnosecodes (→ Pagina 188)
8.2
Aanvullende componenten van de
Modulebox configureren
Voorwaarde: Component aan relais 1 aangesloten
▶
Selecteer de parameter D.027 om aan relais 1 een func-
tie toe te wijzen. (→ Pagina 163)
Voorwaarde: Component aan relais 2 aangesloten
▶
Selecteer de parameter D.028 om aan relais 2 een func-
tie toe te wijzen. (→ Pagina 163)
8.3
Instellingen voor verwarming aanpassen
8.3.1
Verwarmingsbelasting
Tijdens bedrijf wordt het brandervermogen traploos op de
benodigde verwarmingsbelasting aangepast.
170
A
Instelling
Geen aanpassing nodig,de
standaardwaarde wordt ge-
bruikt.
5
8.3.1.1 Minimale verwarmingsbelasting
Via D.085 kan de laagste verwarmingsbelasting in het be-
reik tussen de minimale waarde en de grenswaarde van het
technisch mogelijke ontstekingsvermogen worden verhoogd.
De warmtecel moduleert tot de ingestelde waarde. Het mo-
dulatiebereik wordt beperkt en de minimale verwarmingsbe-
lasting wordt verhoogd.
Het stappenbedrijf wordt door het verhogen van de onderste
modulatiegrens waarschijnlijker.
Deze instelling geldt voor de CV- en de warmwaterfunctie.
8.3.1.2 Maximale warmtebelasting instellen
De maximale verwarmingsbelasting kan via D.000 op het
vastgestelde benodigde vermogen van het systeem worden
ingesteld.
Wanneer de instelling Auto in parameter D.000 wordt geac-
tiveerd, dan past het product automatisch de maximale ver-
warmingsbelasting aan de actuele systeembehoefte aan.
8.3.2
Hydraulische modus instellen
Aanwijzing
Afhankelijk van het productmodel staan verschil-
lende hydraulische modi ter beschikking.
Voor de overdracht van de verwarmingsbelasting is de CV-
watervolumestroom bedoeld, die door de interne circulatie-
pomp in de CV-installatie wordt opgebouwd. Voor de op-
bouw van de volumestroom zijn verschillende hydraulische
modi beschikbaar, die via D.170 kunnen worden gekozen.
▶
Kies de parameter D.170 en eventueel D.171 tot D.175,
om de hydraulische modus van de warmteopwekker op
de CV-installatie aan te passen. (→ Pagina 163)
Instelwaarden
Beschrijving
0: Zonder by-
Bij deze bedrijfswijze werkt de pomp
pass Δp-const.
met een constante druk.
Een fijninregeling van het pompbe-
drijf kunt u met de parameter D.171
uitvoeren.
1: Zonder byp.
Bij deze bedrijfswijze werkt de pomp
Δp-const.-kick
met een constante druk. Wanneer de
circulatiewaterhoeveelheid voor het
starten van de CV-functie niet aan-
wezig is en een warmtevraag be-
staat, dan kan met deze pompmodus
de circulatiewaterhoeveelheid met de
automatische drukverhoging worden
gerealiseerd.
Een fijninregeling van het pompbe-
drijf kunt u met de parameters D.171
en D.174 uitvoeren.
2: Bypass Δp-
Bij deze bedrijfswijze werkt de pomp
constant
met een constante druk. Voor het
aanhouden van de minimale circula-
tiehoeveelheid wordt de bypass met
drukverhoging geopend.
Een fijninregeling van het pompbe-
drijf kunt u met de parameters D.171
en D.174 uitvoeren.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020282231_02