Montagevoorbeeld
Zie Afb. 6.
Bouwkundige eisen
Algemene aanwijzingen
Neem de nuttige last in acht die inwerkt op het hefwerktuig, de
omkeerrol, de aanslagmiddelen en het ophangpunt. Zie
' 4.9 Belastingslimieten' op pagina 10.
Verticaal bewegende personentransportmiddelen moet een
opvangvoorziening hebben die de last met een veiligheidskabel
beschermt tegen een val.
Het gewicht moet op de fabriek worden begeleid. Wanneer de
last niet via vaste inrichtingen ter plaatse geleid kan worden,
moet een verdraaiingsarme kabel met wartelhaak of een kabel-
wartel worden gebruikt. Wartelhaak en kabelwartel moeten onder
belasting vrij kunnen draaien.
Kabels, met kabels in aanraking komende producten en aans-
lagmiddelen mogen niet met sterk verontreinigende bouwmateri-
alen, zoals bijv. beton, epoxyhars of andere hechtende materia-
len worden verontreinigd. Bescherm de producten tegen veront-
reinigingen! In een sterk vervuilde omgeving hulpborstels voor de
kabelreiniging gebruiken.
Aanslagpunt, ophangpunt
De lay-outconstructie van de constructieve inrichtingen voor de
bevestiging van het product moet voldoen aan de toepasselijke
richtlijnen en normen (zie ' 9.1 Richtlijnen en normen' op
pagina 11).
Bij het constructie van de ophangconstructie moet rekening
worden gehouden met de totale aangehangen last voor het
specifieke toepassingsgeval. De totale aangehangen last is de
op de ophanging inwerkende statische last, die samengesteld is
uit de nuttige last, het eigen gewicht van het lastopnamemiddel,
de extra uitrusting, de staalkabels en de stuur- en aansluitleidin-
gen.
Eventueel moet een testrapport toegevoegd worden waarin de
statische en dynamische controles en testen in detail beschreven
zijn.
Bewegingstraject
Het verplaatsingstraject moet met een of meerdere eindscha-
kelaars begrensd worden, zodat de opwaartse en/of neerwaartse
beweging kan worden gestopt.
De exploitant of installatieproducent moet rekening houden met
de uitkomsten van zijn risicoanalyse bij de vastlegging van het
type en het bevestigingspunt van de eindschakelaar.
De exploitant of de producent van de installatie dient een nood-
eindpuntschakelaar en optioneel een bedrijfs- en een bo-
demeindpuntschakelaar in te bouwen en op de lier aan te sluiten.
Deze eindpuntschakelaars moeten geforceerd openend zijn.
De afstand tussen eindschakelaar en kabelbevestiging of uitste-
kende onderdelen moet zo gekozen worden dat de machine
G1035.2 - 11/2014
Montage- en Bedieningshandleiding
betrouwbaar en op tijd uitschakelt. Wij adviseren een minimale
afstand (maat a) van ca. 0,5 tot 1,5 m. Zie Afb. 9.
De kabellengte moet zodanig worden gekozen dat de kabeleind-
verbinding of het lastopnamepunt of het kabeleinde niet tot aan
het product of de accessoires bewegen of ingetrokken worden.
Bedieningsinrichtingen
De bedieningsinrichting moet zodanig gepositioneerd kunnen
worden dat de gevaarloze bediening bij alle bewegingen van de
lier te allen tijde mogelijk is.
De bedieningstoetsen moeten zodanig zijn gerangschikt dat
verwisselen uitgesloten is.
Typeplaatjes en aanwijzingsborden/ Grenzen
aan het gebruik
Ontbrekende of onleesbare type- en waarschuwingsborden per
omgaande vervangen.
Zie Afb. 4.
Pos. Aanduiding
1
Aanwijzingsbord 'Diameter van de staalkabel'
2
Typeplaatje tirak™
3
Typeplaatje rem
4
Typeplaatje elektromotor
5
Aanwijzingsbord noodafdaling
6
Kabelmarkering (op de kabel)
Op de typeplaatjes vindt u de noodzakelijke informatie.
Richtlijnen en normen
Maatgevende richtlijnen en normen: Zie ' 9.1 Richtlijnen en nor-
men' op pagina 11.
Productvarianten in de handleiding
In deze handleiding worden de in Tabel 1 op pagina III vermelde
productvarianten beschreven.
Bedrijfsurenteller
De bedrijfsurenteller bevindt zich in de klemmenkast van de lier.
De bedrijfsurenteller telt die tijden als bedrijfsuren waarin de lier
in werking is (OMHOOG- en OMLAAG beweging). Bedrijfsuren-
teller aflezen: Zie ' 15.3 Aflezen van de bedrijfsurenteller' op
pagina 22.
NL-7