• Gebruik een drukschakelaar wanneer de
vloeistof gepompt wordt uit een watersys-
teem.
• Wanneer de vloeistof uit een opslagtank of
reservoir wordt gepompt, maak dan gebruik
van een vlotterschakelaar of sensoren.
• Wanneer gebruik gemaakt wordt van thermi-
sche relais, wordt aanbevolen om relais te ge-
bruiken die gevoelig zijn voor faseuitval.
De controlelijst voor de motor
Gebruik een kabel conform de regelgeving voor 3
draden (2+aarde/massa) voor versies met enkele
fase en voor 4 draden (3+aarde/massa) voor ver-
sies met drie fasen.
4.3 De pomp installeren
4.3.1 Installeer de pomp op een betonnen
fundering
Raadpleeg
Afbeelding 5
installeren van de pomp.
1. Leidingsteun
2. Aan/uitklep
3. Flexibele leiding of koppelstuk
4. Keerklep
5. Bedieningspaneel
6. Plaats de ellebogen niet in de buurt van de
pomp
7. Omleidingscircuit
8. Excentrische reducer
9. Gebruik brede bochten
10. Positieve helling
11. Leiding met gelijke of grotere diameter dan
aanzuigpoort
12. Gebruik voetklep
13. Overschrijd niet het maximale hoogteverschil
14. Zorg voor voldoende diepte voor onderdom-
peling
1. Veranker de pomp op een ondergrond van
beton of een vergelijkbare constructie van me-
taal.
• Als de temperatuur van de vloeistof war-
mer wordt dan 50 °C, moet het apparaat al-
leen worden verankerd aan de kant van de
motorbeugel en niet ook aan de kant van
de steunbeugel voor de inlaat.
• Als de overdracht van trillingen storend is,
breng dan trillingsdempende steunen aan
tussen de pomp en de fundering.
2. Verwijder de pluggen die de openingen ver-
sperren.
3. Sluit de leiding aan op de draadverbindingen
van de pomp.
Forceer de leidingen niet tijdens het vastma-
ken.
4.3.2 Elektrische installatie
Voorzorgsmaatregelen
ELEKTRISCH GEVAAR:
• Zorg dat alle aansluitingen worden
uitgevoerd door gekwalificeerde
technicus in overeenstemming met
de geldende regelgeving.
• Voordat u begint met werkzaamhe-
den aan de unit, dient u ervoor te
zorgen dat de unit en het bedie-
voor informatie over het
nl - Vertaling vanuit het origineel
ningspaneel gescheiden zijn van de
elektrische voeding en niet kunnen
worden ingeschakeld.
Aardgeleiding
ELEKTRISCH GEVAAR:
• Sluit altijd eerst de externe be-
schermgeleider op de aardedraad
aan voordat u andere elektrische
verbindingen aansluit.
De kabel aansluiten
1. Volg het bedradingsschema onder het deksel
van de aansluitkast om de stroomkabels aan te
sluiten en vast te zetten.
a) Sluit de aarddraad (massa) aan.
Zorg ervoor dat de aarddraad (massa) langer
is dan de fasedraden.
b) Sluit de fasedraden aan.
Opmerking:
Draai de kabelwartels voorzichtig aan om te
voorkomen dat de kabel kan verschuiven en er
vocht in de aansluitkast terecht kan komen.
2. Als de motor niet is uitgerust met een thermi-
sche beveiliging met automatische resetfunc-
tie, stel de overbelastingsbeveiliging dan af
volgens de nominale stroomwaarde van de
elektrische pomp (zie het typeplaatje).
5 In bedrijf stellen, opstarten,
bedienen en uitschakelen
Voorzorgsmaatregelen
WAARSCHUWING:
Zorg ervoor dat de afgevoerde vloeistof
geen schade of letsel veroorzaakt.
Opmerking:
• Stel de pomp nooit in bedrijf als niet het mini-
male nominale debiet kan worden gehaald.
• Bedien de pomp met de aanleverklep ON-OFF
gesloten nooit langer dan een paar seconden.
• Stel een stilstaande pomp niet bloot aan vries-
omstandigheden. Voer alle vloeistof af die zich
in de pomp bevindt. Wanneer u dat niet doet,
kan de vloeistof bevriezen en de pomp bescha-
digen.
• De som van de druk aan de aanzuigzijde (water-
leiding, zwaartekrachttank) en de maximale
druk die geleverd wordt door de pomp mag de
maximaal toegestane werkdruk voor de pomp
niet overschrijden (nominale druk PN).
• Gebruik de pomp niet als er cavitatie optreedt.
Cavitatie kan leiden tot schade aan de interne
onderdelen.
Geluidsniveau
Het geluidsdrukniveau van de units is lager dan 70
LpA.
5.1 De pomp aanzuigen
39