• Het uitzicht van het gras zal beter zijn
als afwisselend in beide richtingen
wordt gemaaid (Afb. 14).
• Als het uitwerpkanaal telkens met gras
verstopt, is het beter om de snelheid te
vertragen zodat het maaien niet te snel
gebeurt ten opzichte van de toestand
van het gazon; mocht het probleem
aanhouden dan kan het ook zijn dat de maai-
inrichtingen niet goed geslepen zijn of dat
het profiel van de vleugels vervormd is.
• Pas erg goed op bij het maaien langs
struiken en boorden. Deze kunnen de
stand van de maaigroep ontregelen
en de zijkant van de maaigroep en de
maai-inrichtingen beschadigen.
7.5.4 Opvangzak leegmaken
OPMERKING
Het legen van de opvangzak kan alléén worden
uitgevoerd als de messen uitgeschakeld zijn;
is dit niet het geval dan slaat de motor af.
OPMERKING
Zorg dat de opvangzak niet te vol raakt om
verstopping van het uitwerpkanaal te voorkomen.
Een continu geluidssignaal geeft
aan dat de opvangzak vol is.
Ga als volgt te werk:
1. ontkoppel de maai-inrichtingen (par. 6.8,
Afb. 7.B), het signaal wordt onderbroken;
2. Stop de machine;
3. neem de handgreep achteraan vast
(afb. 15.A) en kantel de opvangzak
om hem leeg te maken;
4. sluit de opvangzak zodat dat hij wordt
vastgekoppeld aan de veerhaak (afb. 9.E).
7.5.5 Reiniging van het uitwerpkanaal
In geval van hoog en nat gras gecombineerd
met een te hoge snelheid kan er zich een
verstopping van het uitwerpkanaal voordoen.
In geval van verstopping dient men in acht te
nemen wat beschreven is in hoofdstuk 8.3.2.
7.5.6 Einde van het maaien
Na het maaien:
1. de maai-inrichtingen uitschakelen;
2. de terugweg afleggen met de maaigroep
in de hoogste stand (par. 6.4).
7.6
STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1. Het gaspedaal lossen om de
beweging te stoppen.
2. Schakel de machine uit door de
sleutel te verwijderen (Afb. 6.A).
OPMERKING
Om de acculading sparen, laat dan de
sleutel niet in het stopcontact zitten
als de machine niet in gebruik is.
7.7
NA HET GEBRUIK
1. Laat de machine eerst afkoelen voordat ze
in elke willekeurige ruimte op te bergen.
2. Reinig de machine (par. 8.3).
3. Controleer of er geen onderdelen los of
beschadigd zijn. Vervang, indien nodig, de
beschadigde onderdelen en klem eventueel
schroeven en moeren die losgekomen
zijn weer vast of neem contact op met
het geautoriseerde dienstcentrum.
4. Plaats de machine in de buurt van een
stopcontact en laad de accu's op (par.
8.2.2), zodat ze volledig doeltreffend is
bij het volgende gebruik. U kunt ook de
accu's uit hun behuizing halen en opladen
met de externe acculader (optie).
Elke keer wanneer men de machine
onbewaakt laat, de bestuurdersplaats
verlaat of de machine parkeert:
1. Stop de machine;
2. Plaats de maaigroep op de minimum hoogte;
3. Controleer dat alle bewegende
delen volledig stilstaan;
4. Verwijder de contactsleutel (Afb.6.A).
LET OP
Laat de machine altijd op een schaduwrijke
plek of in een beschutte omgeving staan,
bij een temperatuur lager dan +35°C
8. GEWOON ONDERHOUD
8.1 ALGEMEEN
GEVAAR
De veiligheidsnormen die in acht genomen
moeten worden, zijn beschreven in hfdst. 2.
Neem deze aanwijzingen strikt in acht om
geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
NL - 19