• Werk niet op nat gras, bij regen of
bij risico op onweer, in het bijzonder
wanneer er kans op bliksem bestaat.
• Let bijzonder goed op de onregelmatigheden
van het terrein (drempels, geulen), op de
hellingen, op verborgen gevaren en op de
aanwezigheid van eventuele hindernissen die
de zichtbaarheid zouden kunnen beperken.
• Wees zeer voorzichtig nabij ravijnen,
grachten of dijken. De machine kan
omkantelen indien een wiel over de
rand gaat of indien de rand inzakt.
• Let op in geval van hellende terreinen,
waar bijzondere aandacht vereist is om
omkantelen of verlies van controle over de
machine te vermijden. De voornaamste
oorzaken waardoor de macht over het
stuur kwijt geraakt kan worden zijn:
• Onvoldoende grip van de wielen.
• Overdreven snelheid.
• Bruuske richtingsveranderingen.
• Niet passende remming.
• De machine is niet geschikt voor het
doel waarvoor ze gebruikt wordt.
• Gebrek aan kennis van de gevolgen te
wijten aan de toestand van het terrein.
• Onjuist gebruik van de machine
als trekvoertuig.
• Let goed op het verkeer, wanneer de
machine dicht bij de straat gebruikt wordt.
KENNISGEVING
De machines die in deze handleiding
worden behandeld, zijn niet ontworpen
voor gebruik als trekvoertuig.
Gedrag
• Laat u tijdens het rijden niet afleiden,
behoud de nodige concentratie.
• Let op wanneer u achteruit of achterwaarts
rijdt. Kijk achteruit voor en tijdens het
achteruit rijden om u ervan te verzekeren
dat er geen hindernissen zijn.
• Let op bij het gebruik van accessoires
die de stabiliteit van de machine kan
wijzigen, in het bijzonder op hellingen.
• Houd altijd de handen en voeten ver
van het maaimechanisme, zowel
wanneer de motor gestart wordt als
tijdens het gebruik van de machine.
• Houd handen en voeten uit de buurt
van de stoelsteun. Hier bestaat risico
voor letsels door verplettering.
WAARSCHUWING
Het maai-element blijft gedurende enkele
seconden na zijn afkoppeling of na
uitschakeling van de motor draaien.
WAARSCHUWING
Let goed op de maaigroep met
meerdere maai-inrichtingen, aangezien
een draaiende maai-inrichting ook de
andere zou kunnen doen draaien.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
In geval van breuken of incidenten tijdens het
werk, dient men de motor onmiddellijk stil te
zetten en de machine te verwijderen om geen
verdere schade te berokkenen; in geval van
ongevallen met persoonlijke letsels of letsels
aan derden, dient men onmiddellijk de meest
geschikte eerste-hulp-procedures te volgen voor
de situatie en zich tot een gezondheidsstructuur
te richten voor de nodige zorgen. Verwijder
zorgvuldig eventuele resten die schade
of letsels aan personen of dieren kunnen
veroorzaken indien ze onopgemerkt blijven.
Beperkingen voor het gebruik
• Gebruik de machine nooit indien de
beschermingen beschadigd zijn,
ontbreken of niet correct geplaatst zijn
(opvangzak, achterste aflaatbeveiliging).
• Gebruik de machine niet indien de
toebehoren/werktuigen niet op de
voorziene plaatsen geïnstalleerd zijn.
• De aanwezige veiligheidsinrichtingen/
microschakelaars niet uitschakelen,
afschakelen, verwijderen of schenden.
• Overbelast de machine niet en gebruik
geen ongeschikte machine om zware
werken te verrichten; het gebruik
van een machine met aangepaste
afmetingen zal de risico's beperken en
de kwaliteit van het werk verbeteren.
• De machine is niet goedgekeurd om
op de openbare weg te rijden. Ze mag
(volgens het Wegverkeersregelement)
uitsluitend gebruikt worden op privé-
terrein dat voor verkeer gesloten is.
3.4 ONDERHOUD, STALLING
Regelmatig onderhoud en een correcte
stalling garanderen de veiligheid van de
machine en het niveau van de performance.
Onderhoud
• Gebruik de machine nooit als er onderdelen
versleten of beschadigd zijn. De defecte
of beschadigde onderdelen moeten
vervangen en niet gerepareerd worden.
• Tijdens de afstellingen van de machine, moet
men erop letten dat de vingers niet tussen
de bewegende maai-inrichting en de vaste
delen van de machine geklemd geraken.
• Laat de machine door gekwalificeerd
personeel herstellen, met alleen originele
NL - 6