5. Sluit de opvangzak zodat dat hij wordt
vastgekoppeld aan de veerhaak (afb. 21.B).
b. Voor modellen type "III":
3. De ongeveer 1 s lang op de knop voor de opening
van de zak (afb. 13.U) om hem helemaal te
openen en leeg te maken; als alternatief kan
de knop voor de opening van de zak ingedrukt
worden gehouden tot de vereiste opening voor
de lediging is bereikt. Wanneer de knop wordt
losgelaten, zal de zal in de bereikte stand blijven.
4. Rijd de machine ongeveer 1 m vooruit.
5. Houd de knop voor de sluiting van de zak
(afb. 13.V) ingedrukt om hem helemaal te sluiten.
OPMERKING
Als de sleutel helemaal is geplaatst (afb. 12.A), is
het door op de knop van de achteruitversnelling
(afb. 13.C) samen met de knoppen voor de
opening (afb. 13.U) of sluiting (afb. 13.V) mogelijk
om de opvangzak te openen of te sluiten
wanneer de bestuurder niet op de stoel zit.
7.5.5
Reiniging van het uitwerpkanaal (enkel
voor modellen met opvang achteraan)
In geval van hoog en nat gras gecombineerd met een
te hoge snelheid kan er zich een verstopping van het
uitwerpkanaal voordoen. In geval van verstopping dient
men in acht te nemen wat beschreven is in par. 8.4.2.
7.5.6
Einde van het maaien
Na het maaien:
1. de maai-inrichtingen uitschakelen;
2. de terugweg afleggen met de maaigroep
in de hoogste stand (par. 6.4).
7.6
STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1. Het gaspedaal lossen om de beweging te stoppen.
2. Schakel de machine uit door de
sleutel te verwijderen.
OPMERKING
Om de acculading te sparen, laat dan de sleutel niet
in de stand "rijden" als de machine niet in gebruik is.
7.7
NA HET GEBRUIK
1. Laat de machine eerst afkoelen voordat ze
in elke willekeurige ruimte op te bergen.
2. Reinig de machine (par. 8.4).
3. Controleer of er geen onderdelen los of
beschadigd zijn. Vervang, indien nodig, de
beschadigde onderdelen en klem eventueel
schroeven en moeren die losgekomen
zijn weer vast of neem contact op met
het geautoriseerde dienstcentrum.
4. Plaats de machine in de buurt van een stopcontact
en laad de accu op (par. 8.2.2), zodat ze volledig
doeltreffend is bij het volgende gebruik.
Elke keer wanneer men de machine onbewaakt laat,
de bestuurdersplaats verlaat of de machine parkeert:
1. Stop de machine;
2. Plaats de maaigroep op de minimum hoogte (1);
3. Controleer dat alle bewegende
delen volledig stilstaan;
4. Verwijder de contactsleutel;
LET OP
Laat de machine altijd op een schaduwrijke
plek of in een beschutte omgeving staan,
bij een temperatuur lager dan +35°C
8. GEWOON ONDERHOUD
8.1
ALGEMEEN
GEVAAR
De veiligheidsnormen die in acht genomen
moeten worden, worden beschreven in hfdst.
2. Neem deze aanwijzingen strikt in acht om
geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
Vooraleer eender welke controle, reiniging of ingreep
voor onderhoud/afstelling op de machine uit te voeren:
1. ontkoppel de maaigroep;
2. Stop de machine;
3. controleer dat alle bewegende
delen volledig stilstaan;
4. De sleutel verwijderen ;
GEVAAR
Laat de sleutel nooit in het contact zitten of binnen
het bereik van kinderen of ongeschikte personen.
5. lees de desbetreffende instructies;
6. Draag geschikte kledij, werkhandschoenen
en een beschermende bril
De frequenties en de aard van de
interventies zijn samengevat in de "Tabel met
onderhoudswerkzaamheden". Het doel van de
tabel is om uw machine een optimale conditie te
laten behouden. Hierin staan de voornaamste
ingrepen en de tijden waarop ze uitgevoerd moeten
worden. Voer de desbetreffende handeling uit in
functie van de eerstkomende vervaldatum.
NL - 24