12. Verstoringen
Zoals voor elk meettechnisch onderzoek, geldt ook bij dit meet-
proces het grondbeginsel: „Zorgt u altijd voor gelijk blijvende meet-
voorwaarden, dan worden mogelijke foutenbronnen geminimali-
seerd!". Om mogelijk precieze meetresultaten te behalen, is het
bovendien belangrijk, de algemene verstoringen te kennen. Uit
het bovenbeschreven meetprincipe en de materiaalspecifieke ei-
genschappen komen volgende aanwijzingen voort:
E - 23
Procedureaanwijzingen voor
de houtvochtigheidsmeting
• Voor de meting aan houten moet de juiste sensormodus
(Mode 120) geselecteerd worden.
• Voor de meting moet het juiste materiaalnummer
(houtsoorten-code) geselecteerd worden.
• Bij metingen aan gezaagde houten moet aan de instructies
van de DIN EN 13183-2 gehouden worden.
• Positionering van de meetpunten altijd dwars
op houtvezelrichting. Het geleidingsvermogen dwars
op vezelrichting is geringer als langs de vezel.
Ze varieert per houtsoort om de factor 2,3 tot 8.
Gebruiksaanwijzing – Nederlands