Voor de eigenlijke meethandeling zijn derhalve altijd de tem-
peratuurverhoudingen te onderzoeken. Daartoe wordt bijvoor-
beeld met een pyrometer de oppervlaktetemperatuur van de hout-
soort gemeten en met de in het apparaat ingestelde houttemperatuur
vergeleken (zie hoofdstuk 7, functie „TEMP"). Zijn beide tempera-
turen identiek, kan de meethandeling uitgevoerd worden.
Procedureaanwijzingen voor
de bouwstofvochtigheidsmeting
Het elektrische geleidingsvermogen van een droge mineralische
bouwstof (bijvoorbeeld cementstrijk) is erg gering. Neemt de bouw-
stof water op, kan het geleidingsvermogen van het materiaal snel
stijgen resp. de weerstand afnemen.
Bij de beoordeling van de meetresultaten moet in aanmerking
worden genomen, dat de resultaten door de materiaalsamen-
stelling van het element dat gemeten wordt beïnvloed worden.
De aanwezigheid van oplosbare zouten kan het meetresultaat aan-
zienlijk vervalsen. Hoe meer zouten aanwezig zijn des te hoger valt
de getoonde meetwaarde uit.
Een verdere factor bij de beoordeling van resultaten is de verbin-
ding van de elektroden met de bouwstof.
Bij mineralische, poreuze bouwstoffen kunnen door gering elek-
trodecontact (aankoppeling) verhoudingsgewijs hoge overgangs-
weerstanden ontstaan, welke de meetresultaten vervalsen.
Gebruiksaanwijzing – Nederlands
E - 12