Tabel 1. Druktabel voor SM8-kleppen
Klepmodel dat
SM8-140
op de Lokali-
sator wordt
vermeld
Betreffende re-
SM8-140
ferenties
Radiografische
0 punt
identificatie
van het model
Mogelijke
1
10
drukwaar-
2
25
den
(mmH
O)
3
40
2
4
60
5
80
6
100
7
120
8
140
* De drukwaarden worden uitgedrukt in mmH
1 mmH
O komt overeen met 9,807 Pa of 0,074 mmHg.
2
Tabel 2. Druktabel voor SM3-kleppen
Klepmodel dat op de Lokalisator wordt vermeld
Betreffende referenties
Mogelijke drukwaarden (mmH
* De drukwaarden worden uitgedrukt in mmH
1 mmH
O komt overeen met 9,807 Pa of 0,074 mmHg.
2
[1] Verticale groeven. Zorgen voor een juiste positionering
van het Kompas en de Magneet in de Lokalisator.
Pagina 54 van 76
SM8
SM8-300 SM8-400
SM8,
SM8-300 SM8-400
SM8-2010
SM8-A,
SM8A-2010
SM8B,
SM8B-2010,
SM8-2020,
SM8-2021,
SM8-2030,
SM8-2031,
SM8-2040
1 punt
2 punten
3 punten
30
50
80
50
75
120
70
100
150
90
125
190
110
150
230
140
180
270
170
220
330
200
300
400
O.
2
O)
1
2
2
3
O.
2
[2] Meetgebied. Toont aan de linkerzijde het klepmodel en
elk van de acht drukniveaus voor de SM8-klep (drie voor de
SM3-klep) behorende bij deze referentie.
[3] Draairing. Wordt gebruikt voor het selecteren van het
meetgebied behorende bij het aan te passen klepmodel.
[4] De pijl toont de richting van de liquorflow. Wordt gebruikt
voor het correct positioneren van de Lokalisator ten opzichte
van de klep.
[5] Centraal uitsnedegebied. Wordt gebruikt om de Lokalisa-
tor nauwkeurig te centreren en te positioneren, zo dicht bij
de klep als mogelijk.
6.2. Kompas
Het Kompas past in de Lokalisator en maakt rechstreeks af-
lezen van drukwaarden mogelijk.
De naald geeft de exacte oriëntatie van de kleprotor aan. Bij
gebruik in combinatie met de Lokalisator maakt het Kompas
aflezen van de klepdruk mogelijk.
[6] Centrale doelpositie. Wordt gebruikt voor fijnafstelling van
de positie van het Kompas boven de klep.
SM3
[7] Naald. Geeft de oriëntatie van de kleprotor aan.
SM3
[8] Laterale aansluitpunten. Worden gebruikt om het Kompas
verticaal in de inwendige groeven van de Lokalisator te gelei-
50
den.
110
[9] Kompasnaaldschacht. Moet in de doelpositie worden ge-
170
centreerd.
6.3. Magneet
LET OP
Houd de Magneet uit de buurt van elektromedische in-
strumenten bestemd voor zorgverlening of diagnose
(pacemaker, patiëntmonitor, elektronische meetinstru-
menten, beeldvormingssystemen, enz.). Het magneti-
sche veld van de Magneet kan elektromagnetische ver-
storing veroorzaken en de werking ervan beïnvloeden.
LET OP
Bewaar of hanteer de Magneet niet nabij apparaten die
waarschijnlijk zullen worden beïnvloed door een sterk
magnetisch veld.
LET OP
Plaats de Magneet niet nabij een sterk magnetisch veld
(bijv. MRI). Hij zou daardoor een gevaarlijk projectiel
kunnen gaan vormen of de werking zou erdoor kunnen
worden beïnvloed.