OPMERKING: Als geen abnormaliteiten worden waargenomen
tijdens een wekelijkse inspectie, verlengt u het inspectie-interval.
OPMERKING: De levensduur van een maaimes varieert afhankelijk
van de maaiomgeving. Met name omstandigheden zoals de vol-
gende zullen de levensduur verkorten.
•
Lange maaitijd
•
Groot maaigebied
•
Gras met dikke stengels en bladeren
•
Seizoen met snelle grasgroei
•
Vuil, zand of andere materialen die aan het gras kleven
De maaimessen vervangen
WAARSCHUWING: Vervang de maaimessen aan de hand
van de procedure in deze gebruiksaanwijzing. Als het vervan-
gen wordt uitgevoerd middels een andere methode, kan dat
leiden tot een ongeval of letsel.
LET OP: Draag tijdens het vervangen van de maaimessen
altijd een veiligheidsbril en handschoenen.
LET OP: Voer het vervangen uit op een horizontaal en sta-
biel oppervlak.
KENNISGEVING: Vervang de maaimessen ongeveer 2 tot 6
weken. De gebruikstijd tot vervanging varieert afhankelijk van
de maaifrequentie en de conditie van het gras.
KENNISGEVING: Er zijn drie maaimessen. Vervang alle drie
maaimessen tegelijkertijd. Zelfs als slechts één maaimes
beschadigd is, vervangt u alle drie maaimessen.
KENNISGEVING: De volgende gereedschappen hebt u nodig
voor het vervangen van de maaimessen. Leg deze gereed-
schappen van tevoren klaar.
•
Schroevendraaier (kruiskop) (wordt gebruikt om de maaimes-
sen te verwijderen en te bevestigen)
•
Metalen stang of schroevendraaier met Φ6 mm en een lengte
van 160 mm of meer (wordt gebruikt bij het bevestigen van de
maaischijf)
Periodieke inspecties
Controleer periodiek de volgende punten:
Inspectie van
Robotmaaier
Is er een abnormaliteit met betrekking tot de
maaimessen?
Rijd de robotmaaier stabiel?
Wordt een abnormaal geluid voortgebracht?
Kan de robotmaaier correct worden gekoppeld
in het laadstation?
Laadstation
Brandt de laadstationindicator groen?
Is het laadstation goed bevestigd?
Kleven vreemde materialen aan de
oplaadcontacten?
Steekt de begeleidingsdraad uit de grondplaat?
Controleer op
Als het maaien niet goed wordt uitgevoerd, zet u de aan-uitschakelaar uit, contro-
leert u de maaimessen op slijtage, barsten of afbrokkelen, en vervangt u zo nodig
de maaimessen.
Als de robotmaaier instabiel rijdt, zet u de aan-uitschakelaar uit en controleert u of
de wielen of assen beschadigd zijn, of vreemde voorwerpen vastzitten of afval of
vuil zich hebben opgehoopt op de wielen en assen. Als het probleem daarmee niet
is opgelost, neemt u contact op met ons verkoopkantoor.
Als een abnormaal geluid wordt voortgebracht, zet u de aan-uitschakelaar uit en
controleert u of vreemde voorwerpen vastzitten in de draaiende delen, zoals de
wielen en maaimessen. Als het probleem daarmee niet is opgelost, neemt u con-
tact op met ons verkoopkantoor.
Als het koppelen niet lukt, zet u de aan-uitschakelaar uit, verplaatst u de robot-
maaier met de hand, en controleert u of de robotmaaier correct kan worden
gekoppeld in het laadstation. Als correct koppelen niet lukt, controleert u de vol-
gende punten:
- Verwijder alle obstakels in de buurt van de wielen.
- Bevestig de bovenafdekking correct. (De bovenafdekking moet op drie plaatsen
worden bevestigd.)
- Als de grond onder de grondplaat oneffen is, egaliseert u deze.
Als deze rood brandt of knippert, of uit is, kan de robotmaaier niet maaien.
Controleer de volgende punten en voer de benodigde handelingen uit.
- Is de netspanningsadapter correct aangesloten op een stopcontact?
- Is de cabtire-kabel correct aangesloten op de netspanningsadapter en het
laadstation?
- Zijn de aansluitklemmen van de begrenzingsdraad correct aangesloten op het
laadstation?
- Zijn de koppelstukken correct bevestigd aan de begrenzingsdraad?
- Zit er halverwege een onderbreking in de begrenzingsdraad?
Als het laadstation beweegt, draait u de schroefpennen opnieuw vast met behulp
van inbussleutel 6.
Aanklevende vreemde materialen kunnen de correcte communicatie en het opla-
den hinderen. Veeg al het vuil van de oplaadcontacten en andere aansluitpunten
af.
Als de begeleidingsdraad uit de gleuf in de grondplaat steekt, bevestigt u deze
terug erin.
Als de maaimessen buitensporig gesleten, gebarsten, afgebrokkeld,
verbogen, enz. zijn, of als de bevestigingsschroeven van de maai-
messen gesleten zijn, volgt u de onderstaande procedure en vervangt
u ze.
1.
Zet de aan-uitschakelaar van de robotmaaier uit en leg hem
ondersteboven.
2.
Zet de maaischijf vast.
Lijn de gaten in de glijplaat, maaischijf en mesafdekking met elkaar
uit en steek de metalen stang erdoor. Als de maaischijf niet kan
draaien is deze met succes vastgezet.
► Fig.71: 1. Metalen stang 2. Glijplaat 3. Maaischijf
4. Mesafdekking
3.
Verwijder de maaimessen.
Gebruik de kruiskopschroevendraaier en verwijder de schroeven
waarmee de maaimessen zijn bevestigd.
► Fig.72: 1. Schroef 2. Maaimes
OPMERKING: Houd het maaimes met uw vingers vast wanneer u
de schroef verwijdert. Anders kan het maaimes in de opening tus-
sen de bovenafdekking en het maaidek vallen.
4.
Bevestig de nieuwe maaimessen.
Gebruik de schroeven die bij de nieuwe maaimessen werden gele-
verd. Controleer na het bevestigen of de maaimessen rond hun
schroeven kunnen draaien.
► Fig.73
KENNISGEVING: Neem de volgende punten in acht om te voor-
komen dat de maaimessen eraf vallen.
•
Gebruik de schroeven die bij de maaimessen werden gele-
verd. (Gebruik de verwijderde schroeven niet opnieuw.)
Draai de schroeven stevig vast zodat ze niet los gaan
•
zitten.
5.
Verwijder de metalen stang waarmee de maaischijf is vastgezet
en zet de ondersteboven liggende robotmaaier weer rechtop.
► Fig.74: 1. Metalen stang
OPMERKING: Na het vervangen van de maaimessen, vergeet u
niet om de aan-uitschakelaar van de robotmaaier weer aan te zet-
ten voordat u hem herstart.
Handelingen
113
NEDERLANDS
Inspectie-
frequentie
Eén keer per
week
Eén keer per
maand
Eén keer per
maand
Eén keer per
maand
Wanneer de
led-lamp van
de robot-
maaier rood
brandt of
knippert
Eén keer per
week
Eén keer per
week
Eén keer per
week