Cadans, maar geen vermogen
• Controleer de positie van de magneet. De magneet moet worden geïnstalleerd volgens de instructies
op pagina's 92-95. Stel de vermogensmeter op nul in met behulp van de automatische of manuele
nulinstelling zoals beschreven op pagina's 97-98.
• Verwijder eventuele afzonderlijke cadans- of snelheidssensoren.
Ongewone hoge of lage vermogenwaarden
1. Voer de manuele nulinstelling uit zoals beschreven op pagina 98.
2. Als de manuele nulinstelling zich ver buiten +/- 1000 bevindt, controleer de
nulpuntverschuivingswaarden voor en na de rit.
3. Als de nulpuntverschuivingswaarden voor en na de rit groter dan 50 punten zijn, kan het nodig zijn
om met de klantendienst contact op te nemen. Het bijhouden van de nulpuntverschuivingswaarden
kan nuttig zijn wanneer u contact opneemt met de klantendienst.
• Verwijder cadanssensoren van derden. De vermogensmeter levert zowel vermogen- als cadansdata
aan de fietscomputer.
• Controleer en reinig de kettingbladen en vermogensmeter, waaronder de montagelipjes van de
kettingbladen. Installeer alles terug zoals vermeld in de instructies op pagina 99.
Manuele nulinstelling (kalibratie) mislukt
• Tijdens het uitvoeren van de manuele nulinstelprocedure, zorg dat de crankarm aan aandrijfzijde zich
op de 6 uur positie bevindt, er geen gewicht op de pedalen is en de cranks niet in beweging zijn.
• Als u een Garmin® fietscomputer met geactiveerde ANT+™ hartslag gebruikt, zal de kalibratie over
het algemeen sneller plaatsvinden wanneer u de hartslagmonitor/-riem draagt. Schakel de ANT+ HRM
functie uit als u geen hartslagriem gebruikt.
Ontkoppeling van het draadloos signaal
• Controleer de positie van de magneet. De magneet moet binnen een afstand van 2-8 mm van de
sensoren worden geïnstalleerd, dit in overeenstemming met de instructies op pagina's 92-95.
• Zorg dat de magneet schoon is en geen vuil bevat.
• Controleer en vervang de batterij in de vermogensmeter en/of fietscomputer.
• Zorg dat er zich geen vocht in het batterijvak bevindt.
102
PROBLEEMOPLOSSING