16 Gebruiksvoorschriften
► Combischakelaar in de startgasstand n plaat‐
sen
► De chokehendel in de stand chokeklep geslo‐
ten l plaatsen
► Startkoord 2x uittrekken
► De chokehendel in de stand chokeklep
open j plaatsen
► De motor opnieuw starten
16 Gebruiksvoorschriften
16.1
Gedurende de eerste bedrijfsu‐
ren
Het nieuwe apparaat tot aan de derde tankvul‐
ling niet onbelast met hoge toerentallen laten
draaien, om te voorkomen dat er tijdens de
inloopfase extra belasting optreedt. Gedurende
de inloopfase moeten de bewegende delen op
elkaar inlopen – in de motor heerst een ver‐
hoogde wrijvingsweerstand. De motor levert zijn
maximale vermogen pas na 5 tot 15 tankvullin‐
gen.
16.2
Tijdens de werkzaamheden
LET OP
De carburateur niet armer afstellen om een ver‐
meend hoger vermogen te bereiken – de motor
zou anders defect kunnen raken – zie "Carbura‐
teur afstellen".
LET OP
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een
verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde
kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte
tijd tot schade aan de motor en het kettingme‐
chanisme (koppeling, kettingrem).
16.2.1
Kettingspanning regelmatig controle‐
ren
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐
draait.
16.2.2
In koude staat
De zaagketting moet tegen de onderzijde van
het zaagblad liggen, maar moet met de hand
nog over het zaagblad kunnen worden getrok‐
ken. Indien nodig, de zaagketting spannen – zie
hoofdstuk "Zaagketting spannen".
0458-508-7621-B
16.2.3
Bij bedrijfstemperatuur
De zaagketting zet uit en hangt door. De aan‐
drijfschakels aan de onderzijde van het zaagblad
mogen niet uit de groef komen – de zaagketting
kan anders van het zaagblad lopen. Zaagketting
spannen – zie hoofdstuk "Zaagketting spannen".
LET OP
Bij het afkoelen krimpt de zaagketting. Een niet-
ontspannen zaagketting kan de krukas en de
lagers beschadigen.
16.2.4
Na langdurig gebruik met vol gas
De motor nog even stationair laten draaien tot de
meeste warmte door de koelluchtstroom is afge‐
voerd, dit om te voorkomen dat de componenten
op de motor (ontstekingssysteem, carburateur)
door warmteophoping te zwaar worden belast.
16.3
Na het werk
► Zaagketting ontspannen als deze tijdens de
werkzaamheden bij bedrijfstemperatuur werd
gespannen
LET OP
De zaagketting na beëindiging van de werk‐
zaamheden beslist weer ontspannen! Bij het
afkoelen krimpt de zaagketting. Een niet-ont‐
spannen zaagketting kan de krukas en de lagers
beschadigen.
16.3.1
Als het werk even wordt onderbroken
De motor laten afkoelen. Het apparaat met
gevulde benzinetank op een droge plaats, niet in
de buurt van ontstekingsbronnen, opbergen tot
het moment dat het apparaat weer wordt
gebruikt.
16.3.2
Bij langdurige buitengebruikstelling
Zie hoofdstuk "Apparaat opslaan".
Nederlands
21