6.3
Eenpijpinstallaties onder druk
De onder druk staande installaties met één leiding (Afb. 12) heb-
ben een positieve druk van de brandstof aan de ingang van de
brander.
Deze systemen hebben typisch een tank die hoger staat dan de
brander of de brandstofpompsystemen buiten de brander.
ALLEEN VOOR ITALIË:
Automatisch interceptiesysteem volgens DM 28/4/2005.
H
meter
0,5
1
1,5
2
H
= niveauverschil;
L
= max. lengte aanzuigleiding;
Ø i
= interne diameter van de leiding.
De installateur moet ervoor zorgen dat de druk in
de toevoer de 0,5 bar niet overschrijdt.
Boven deze waarde wordt de afdichting van de
AANDACHT
pomp te zwaar belast.
Bij de installaties van Afb. 12 worden in de tabel de maximum
lengtes aangegeven voor de toevoerleiding in functie van het ni-
veauverschil, de lengte en de diameter van de brandstofleiding.
6.3.1
Aanzuiging van de pomp
Het volstaat de vacuümmeteraansluiting 6) (Afb. 11) los te
draaien en te wachten tot de brandstof uitstroomt.
20015404
Hydraulische installatie
INSTALLATIE NIET
TOEGESTAAN IN DUITSLAND
D5414
Afb. 12
L meter
Øi
Øi
8 mm
10 mm
10
20
20
40
40
80
60
100
6.4
Installaties met onderdruk
Bij de installaties met onderdruk (Afb. 13 en Afb. 14) is de druk
van de brandstof aan de ingang van de brander negatief (onder-
druk).
Deze installaties zijn typisch voorzien van een tank die lager staat
dan de brander.
D9620
ALLEEN VOOR ITALIË:
Automatisch interceptiesysteem volgens nota van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken nr. 73 van 29/7/71.
H
meter
0
0,5
1
1,5
2
3
3,5
H
= niveauverschil;
L
= max. lengte aanzuigleiding;
Ø i
= interne diameter van de leiding.
14
NL
Afb. 13
D9621
Afb. 14
L meter
Øi
Øi
8 mm
10 mm
35
100
30
100
25
100
20
90
15
70
8
30
6
20