Drukregeling; Eenpijpinstallaties Onder Druk; Aanzuiging Van De Pomp; Installaties Met Onderdruk - Riello BGK1 Instructions Pour Installation, Utilisation Et Entretien

Masquer les pouces Voir aussi pour BGK1:
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

5.13.3 Drukregeling

 Wordt in de fabriek ingesteld op 12 bar.
 IJk indien noodzakelijk de druk weer, door te handelen op de
schroef 5) Afb. 17.

5.13.4 Eenpijpinstallaties onder druk

De onder druk staande installaties met één leiding (Afb. 18) heb-
ben een positieve druk van de brandstof aan de ingang van de
brander.
Deze systemen hebben typisch een tank die hoger staat dan de
brander of de brandstofpompsystemen buiten de brander.
Draai bij één leiding de terugloopdop (2) los, verwijder de by-
passschroef (3) en draai de dop (2) opnieuw aan, met een aan-
haalmoment van 0,5 Nm.
H
meter
0.5
1
1.5
2
H
= Niveauverschil
L
= Max. lengte aanzuigleiding
Ø
= Interne diameter van de leiding
De installateur moet ervoor zorgen dat de druk in
de toevoer de 0,5 bar niet overschrijdt.
Boven deze waarde wordt de afdichting van de
OPGELET
pomp te zwaar belast.
Bij de installaties van Afb. 18 worden in de tabel de maximum
lengtes aangegeven voor de toevoerleiding in functie van het ni-
veauverschil, de lengte en de diameter van de brandstofleiding.

5.13.5 Aanzuiging van de pomp

Voor de installatie Afb. 18 moet de koppeling van de vacuümme-
ter 6) gelost worden, en moet gewacht worden tot de brandstof
uitstroomt.
Bij de installaties A en B in Afb. 19: de brander in werking stellen
en de aanzuiging afwachten. Als de brander in veiligheid gaat
(vergrendelt) voor er brandstof wordt toegevoerd, dient u min. 20
sec. te wachten alvorens de operatie te herhalen.
Overschrijdt een max. onderdruk van 0,4 bar (30 cm Hg) niet.
Boven deze waarde ontsnapt er gas uit de brandstof.
De leidingen moeten een perfecte dichting heb-
ben.
OPGELET
D6328
L meter
Ø (8 mm)
Ø (10 mm)
10
20
20
40
40
80
60
100
Installatie

5.13.6 Installaties met onderdruk

Bij de installaties met onderdruk (Afb. 19 en Afb. 20) is de druk
van de brandstof aan de ingang van de brander negatief (onder-
druk). Deze installaties zijn typisch voorzien van een tank die la-
ger staat dan de brander.
Afb. 18
Tab. E
De installateur moet er voor zorgen dat de on-
derdruk van de toevoer de 0,4 bar (30 cm Hg)
nooit overschrijdt.
OPGELET
Boven deze waarde ontsnapt er gas uit de
brandstof.
De leidingen moeten een perfecte dichting
hebben.
H
meter
0
0,5
1
1,5
2
3
3,5
H
= Niveauverschil
L
= Max. lengte aanzuigleiding
Ø
= Interne diameter van de leiding
19
NL
L meter
Øi
Øi
8 mm
10 mm
35
100
30
100
25
100
20
90
15
70
8
30
6
20
D9550
Afb. 19
D9551
Afb. 20
Tab. F
20136521

Publicité

Chapitres

Table des Matières
loading

Ce manuel est également adapté pour:

Bgk2Bgk337370063737066373745620012189

Table des Matières