10
Defecten / Oplossingen
Hieronder vindt u een lijst met defecten en mogelijke oplossingen voor problemen die zich kunnen voordoen en die aanleiding geven
tot een abnormale werking of het uitvallen van de brander.
Een probleem geeft in de meeste gevallen aanleiding tot een abnormale werking van de brander; dus licht de controlelamp van de
ontgrendelingsknop van de controle- en bedieningsdoos 4) op (Afb. 3).
Als dat lampje brandt, kan de brander alleen opnieuw worden gestart nadat u de ontgrendelingsknop helemaal ingedrukt heeft. Is er
een normale ontsteking dan kan deze onverwachte branderstop toegeschreven worden aan een occasioneel probleem.
Indien de brander daarentegen opnieuw in veiligheid gaat (vergrendelt), gelieve de hieronder opgenomen tabel te raadplegen.
10.1 Ontstekingsproblemen
DEFECTEN
De brander ontsteekt niet
bij de sluiting van de
limietthermostaat.
De brander vergrendelt
voor of tijdens de voor-
ventilatie.
De brander doorloopt de
fases van voorventilatie
en ontsteking normaal
maar gaat in veiligheid
(vergrendelt) na ± 5 sec.
Gele vlam.
De brander start maar met
een vertraagde ontste-
king.
Defecten / Oplossingen
MOGELIJKE OORZAKEN
Geen elektrische voeding
Thermostaten kapot.
De aansluitingen van de elektronische contro-
ledoos zijn niet correct.
De vlamdetector ziet een extern licht.
De voorverwarmer is vuil.
De voorverwarmer is defect.
De vlam haakt af of wordt niet gevormd.
Verstuiver vuil of versleten.
Verkeerd luchtdebiet.
Pompdruk niet goed ingesteld.
Luchtopening verstopt.
Afvoercircuit rookgassen verstopt.
Ontstekingselektroden slecht geplaatst.
Te sterk luchtdebiet.
Verstuiver vuil of versleten.
OPLOSSINGEN
Check de spanning aan de klemmen L1 - N van de
7-polige stekker.
Check de zekeringen.
Controleer of de veiligheidsthermostaat niet ver-
grendeld is.
Vervang ze.
Controleer en verbind alle aansluitingen goed.
Controleer de aanwezigheid van het stopcontact
van de brug P.
Verwijder de lichtbron.
Reinig hem.
Vervang hem.
Druk en debiet van de brandstof checken.
Luchtdebiet checken.
Verstuiver vervangen.
Controleer de bobine van de elektromagnetische
klep van de 1ste vlamgang.
Vervang hem.
Luchtdebiet regelen.
Druk en debiet van de brandstof controleren en
regelen volgens hetgeen in deze handleiding ver-
meld is.
Reinig hem.
Reinig hem.
Voer de correcte regeling uit zoals wordt aange-
duid in deze handleiding.
Regelen zoals opgegeven in deze
handleiding.
Vervang hem.
29
NL
20015404