Nederlands
Werktijden
De geldende voorschriften m.b.t.
werktijden opvolgen (eventueel
navragen bij uw gemeente).
Tanken en oliepeil
controleren
Opmerking
De motor is in de fabriek reeds met
olie gevuld. Controleer het oliepeil
en voeg indien nodig olie toe.
Tank loodvrije benzine (Afb.20)
Vul de brandstoftank maximaal
tot 2 cm onder de rand van de
vulopening.
Brandstoftank goed afsluiten.
Controleer het oliepeil (Afb. 20).
Het oliepeil moet tussen de mar-
keringen „Full/Max." en „Add/
Min." liggen. Zie ook het hand-
boek van de motor.
Bandenspanning
controleren
Opmerking
Om productieredenen kan de ban-
denspanning hoger zijn dan noodz-
akelijk.
Bandenspanning controleren.
Indien nodig corrigeren (zie
gedeelte „Onderhoud"):
– Voor:
0,8 bar.
– Achter: 0,7 bar
Bestuurdersstoel instellen
Stoel in de gewenste positie
brengen.
Afhankelijk van de uitvoering:
Schroeven losdraaien, stoel
instellen en schroeven weer
vastdraaien (Afb. 1)
of
aan stoelverstelhendel trekken,
stoel instellen en stoelverstel-
hendel weer loslaten (Afb. 19)
Motor starten
Neem plaats op de bestuurders-
stoel.
Schakel de messen uit: Schakel
de FTO (Afb. 12) uit en zet het
maaimechanisme omhoog.
54
Duw het rem- of koppelings- en
rempedaal (Afb. 9) helemaal in
en houd het vast of vergrendel de
vastzetrem (Afb. 13/14).
Zet de rijrichtinghendel/rijjhendel
(Afb.10/15) op „N".
Opmerking
Machines met rijpedaal staan in de
stand „N"-wanneer het rijpedaal
niet wordt bediend (Afb. 16).
Zet de gashendel (Afb.8) op
Trek bij een koude motor de
choke uit of zet de gashendel
op
(Afb. 7).
Draai de contactsleutel (Afb.6)
op
tot de motor loopt (startpo-
ging max. 5seconden, wacht
10seconden voor de volgende
poging). Als de motor loopt,
draait u de contactsleutel op
.
Zet de choke langzaam terug
(Afb. 7).
Zet de gashendel (Afb.8) terug
tot de motor loopt.
Motor stoppen
Zet de gashendel (Afb.8) op de
middelste gasstand.
Laat de motor ca. 20 minuten
lopen.
Zet de contactsleutel (afb. 6)
op
.
Trek de contactsleutel uit het
contactslot.
Vergrendel de vastzetrem voor-
dat u de machine verlaat.
Rijden
Gevaar
!
Abrupt wegrijden, plotseling stop
pen en rijden met te hoge snelheid,
verhoogt de kans op ongevallen en
kan tot beschadiging van de
machine leiden.
Verstel de stoel nooit tijdens het rij
den. Wees bijzonder voorzichtig bij
het achteruitrijden.
Let op! Machineschade
!
Verander nooit van rijrichting zon
der het apparaat eerst tot stilstand
te brengen.
Gebruiksaanwijzing gazontractoren
Rijden met
hydrostaataandrijving
Motor zoals aangegeven starten.
Maak de vastzetrem los.
Bedien het rijpedaal resp. de
rijhendel (afhankelijk van het
model) langzaam tot de
gewenste snelheid bereikt is.
Rijden met Transmatic-
aandrijving
.
Motor zoals aangegeven starten.
De parkeerrem losmaken: Duw
het koppelings- en rempedaal
helemaal in en houd het vast.
Zet de rijrichtinghendel in de
juiste stand.
Stel de snelheidsstand in met de
hendel.
Laat het koppelings- en remped-
/
aal langzaam opkomen tot de
machine rijdt.
Rijden met Automatic-
aandrijving
Motor zoals aangegeven starten.
Maak de vastzetrem los.
Bedien het rijpedaal langzaam
tot de gewenste snelheid is
bereikt.
Machine stoppen
Zet de rijhendel in de stand „N"
resp. laat het rijpedaal los
(machines met hydrostaataandri-
jving of automatische aandrij-
ving).
Duw op het rempedaal of het
koppelings- en rempedaal tot de
machine start.
Maaien
-
Bij normaal maaien
(zie bediening contactslot):
Schakel het maaiwerk uit voor
het achteruit rijden en zet het
omhoog.
-
Bij achteruit maaien
(zie bediening contactslot):
Wees bijzonder voorzichtig bij
het achteruit maaien, maai alleen
achteruit indien dit beslist noodz-
-
akelijk is.
Verander niet van rijrichting als
de machine rolt of rijdt.
/