4 ONDERHOUD EN FOUTOPSPORING
Uw zaaimachinebedieningspaneel is in de eerste plaats een elektronisch apparaat. Daarom is het belangrijk om er zorg voor te
dragen. Aan het einde van de zaaiwerkzaamheden moet het op een droge plaats worden bewaard.
Symptomen
1 Het paneel gaat niet
aan. De diodes branden
niet als de stroom wordt
ingeschakeld.
2 Een diode licht niet op
in de beginfase na het
inschakelen.
3 Tijdens het zaaien
kleuren
de
meest
rechtse
diodes
permanent
rood
(met
geluidsalarm) terwijl er
geen sensoren op deze
rijen staan.
4 Een diode werkt niet
tijdens het zaaien en
blijft continu uit.
5
Tijdens het zaaien
kleuren
alle
geprogrammeerde
diodes permanent rood
(met geluidsalarm)
6 Een rode diode blijft
tijdens
het
zaaien
permanent branden, het
alarm gaat continu af
terwijl het zaai-element
de zaadkorrels op de
juiste manier verdeelt.
7
Alle diodes van het
paneel lichten op tijdens
de initialisatiefase na het
inschakelen,
maar
er
wordt geen zaadkorrel
gedetecteerd
(er
knipperen geen diodes)
Schakel de stroomtoevoer naar het paneel uit voordat u de tractor of de zaaimachine gaat lassen om schade aan het
systeem te voorkomen.
Waarschijnlijke oorzaak
-De kabelboom is losgekoppeld
-Batterij
met
een
te
spanning.
-De zekering is gesprongen.
-Het paneel is defect.
-Het paneel is defect.
-Het aantal ingestelde rijen is
groter dan het werkelijke aantal
rijen
-De
sensorbewaking
uitgeschakeld in het menu voor
het instellen van het aantal rijen
-De
grenswaarde
van
alarmdrempel is te hoog
-De
sensor
van
het
element is defect.
-Verbindingsprobleem
tussen
de sensor en de kabelboom of
tussen de kabelboom en het
paneel.
-De sensor of de kabelboom
heeft periodieke storingen.
-De
kabelboom
van
zaaimachine is niet correct
aangesloten.
-De
kabelboom
van
zaaimachine
is
defect
(kortsluiting)
-Een sensor is defect.
-Het paneel is defect.
-Controleer of deze is aangesloten op de 3-pins stekker van de
tractor of op de batterij (controleer of de kabelschoenen
schoon en goed gekrompen zijn).
lage
-Zorg ervoor dat de batterijspanning tussen 10 en 15 volt ligt.
-Controleer de zekering die zich op de kabelboom van het
paneel bevindt. Vervang deze indien nodig door een 5
AMPERE-zekering. Gebruik nooit een zekering met een
hogere stroomsterkte. Als de zekering weer springt, neem
dan contact op met onze klantenservice.
-Neem contact op met onze klantenservice.
-Neem contact op met onze klantenservice.
-Stel in het menu voor het instellen van het aantal rijen
evenveel diodes in als rijen. Schakel het bewaken van niet-
bestaande rijen uit.
is
-In het menu voor het instellen van het aantal rijen activeert u
de diodes die overeenkomen met de te bewaken sensoren.
de
-Verlaag de waarde van de alarmdrempel
zaai-
-Maak de foto-elektrische sensoren van de sensor goed
schoon met een borstel. Gebruik eventueel water en een
product om het laagje van het zaadbehandelingsproduct dat
op de fotosensoren is afgezet te verwijderen.
-Controleer of alle connectoren goed zijn aangesloten.
-Controleer of de kabelboom niet bekneld, versleten of
gescheurd is. Verwissel de sensor die een fout meldt met de
sensor van een andere rij. Als het probleem zich nu voordoet
bij de andere rij, is de sensor de oorzaak van de storing. Als
het probleem zich niet verplaatst, is de kabelboom of het
paneel de oorzaak van de storing.
de
-Controleer of de connector van het paneel, deze van de
zaaimachine en de connectoren van de sensoren correct zijn
aangesloten.
de
-Controleer of de kabelboom niet bekneld, versleten of
gescheurd is. Controleer of de sensordraden niet bekneld,
versleten of gescheurd zijn.
-Neem contact op met onze klantenservice.
-Neem contact op met onze klantenservice.
OPGELET
33
Oplossing