5. Bevestig de laadstation (N) aan het terrein met de spijkers (P).
Bevestig de laadstation indien nodig met de expansieplugs
(Q).
6. Installeer de toevoereenheid (A).
7. Verbind de toevoerkabel (E) van de herlaadstation (N) aan de
toevoereenheid (A).
8. Verbind de stekker van de toevoereenheid (A) aan het
stopcontact.
9. Als het led van de zender knippert, is de verbinding correct
uitgevoerd. Als dit niet zo is, moet men het defect identificeren
(zie "Defecten opsporen").
10. Monteer de bescherming (L).
BATTERIIJEN OPLADEN BIJ HET EERSTE GEBRUIK
1. Plaats de robot binnenin het herlaadstation.
2. Druk op de toets "ON" en wacht enkele seconden tot de
robot helemaal wordt opgestart. Voer het password in (indien
gevraagd) (zie "Invoer password"). Druk op "Enter" als op de
display informatieve berichten aanwezig blijven.
3. Na enkele seconden verschijnt op het display de boodschap
"BEZIG MET LADEN". Vervolgens toont het display afwisselend
andere informatie, zoals:
-
dag van de weer, datum;
-
geprogrammeerde werktijden;
-
werktijd, totale werktijd;
-
informatie over de batterij.
4. Druk op de toets "PLAY/PAUSE". Op het display verschijnt de
functie "PAUSE" De batterijen starten de herlaadcyclus.
5. Na het herladen kan de robot geprogrammeerd worden voor
de inbedrijfstelling (zie "Programmeringswijze").
Belangrijk
Bij de eerste lading moeten de batterijen minstens 4 uur verbonden blijven.
spijkers (P)
zender (T)
toevoerkabel (E)
laadstation (N)
STOP
RAIN SENSORS
E N T E R
ON
PLAY
HOME
PAUSE
WORK
OFF
19
expansieplugs (Q)
Laadstation (N)
stroomtoevoereenheid (A)
perimetrische draad
H. min. 160 cm
(63.00 ")
bescherming (L)
TOETS "PLAY/PAUSE"
TOETS "ON"
Gebruiksvoorschriften
NL