Tijdens het vullen van motorolie mag niet
gerookt worden en open vuur mag niet in de buurt zijn.
Adem de dampen niet in.
Automatische activering van Auto Stop (beveiliging
voor lage oliestand) bij lage oliestand.
Deze comfortabele techniek activeert de automatische
uitschakeling van de motor, indien de motorolie onder de
voorgeschreven minimale stand daalt. De motor kan pas
opnieuw gestart worden als de motorolie in voldoende
hoeveelheid werd bijgevuld. Volg bij het vullen van olie
noodzakelijkerwijs alle in deze handleiding genoemde
instructies betreffende de motorolie en oliecontrole op.
Bougie
Het schoonmaken van de bougie en indien nodig, een
correctie van de elektrodeafstand, moet elke zes maanden,
resp. 100 bedrijfsuren plaatsvinden. Neem voor het
onderhoud van de bougie eerst de bougiestekker uit.
Schroef aansluitend de bougie met een bougiesleutel uit.
Voor het waarborgen van een probleemloze werking dient
de bougie vrij van verbrandingsresten en droog te zijn en
een elektrodeafstand van 0,6-0,7 mm te hebben.
Maak bij behoefte de bougie schoon. Voor het verwijderen
van verbrandingsresten wordt een fijne draadborstel
aanbevolen. Corrigeer eventueel de elektrodeafstand door
het voorzichtig buigen van de elektrode. Bij een te dikke
afzetting of versleten elektroden wordt het gebruik van een
nieuwe bougie aanbevolen.
Schroef de gecontroleerde, schoongemaakte of eventueel
een nieuwe bougie met de hand tot de aanslag in. Draai
aansluitend de bougie met een bougiesleutel voorzichtig
vast. Vermijd daarbij overmatige kracht zodat de bougie
door forceren niet beschadigd wordt. Plaats vervolgens de
bougiestekker weer op de bougie.
Luchtfilter
Gebruik voor het reinigen van het luchtfilter in geen
geval benzine of oplosmiddelen met een laag vlampunt
vanwege het daarmee verbonden brand- en
explosiegevaar.
Bij een vuil luchtfilter is de luchtstroom naar de carburateur
verhinderd. Om een onjuiste werking van de carburateur te
voorkomen dient derhalve het luchtfilter regelmatig
gecontroleerd te worden en eventueel gereinigd of
vervangen te worden.
Algemeen wordt een controle van het luchtfilter op
vervuilingen voor ieder gebruik aanbevolen. Schoonmaken
is uiterlijk elke drie maande, resp. na 50 bedrijfsuren
noodzakelijk. Bij het werken in een extreem vervuilde of
stoffige omgeving moet het schoonmaken met kortere
tussenpozen na tien bedrijfsuren plaatsvinden. Elke zes
maanden, resp. na 300 bedrijfsuren, moet een nieuw
luchtfilter geplaatst worden.
Open voor het onderhoud het luchtfilterhuis en verwijder het
luchtfilter. Was eventueel het luchtfilter in een niet
brandbaar oplosmiddel, bijvoorbeeld afwasmiddel. Gebruik
voor het schoonmaken in geen geval benzine of
oplosmiddelen met een laag vlampunt vanwege het
daarmee verbonden brand- en explosiegevaar. Laat het
luchtfilter na het schoonmaken drogen.
Plaats het gecontroleerde, schoongemaakte of eventueel
nieuwe luchtfilter en sluit het weer.
Gebruik de pomp nooit zonder luchtfilter omdat het de
motorslijtage verhoogt.
Vervangen van de glijringpakking
De glijringpakking dicht het pomplichaam met de motoras af.
Deze behoort tot de onderdelen die aan een natuurlijke slijtage
zijn onderworpen.
Bij een defecte glijringpakking lekt tussen de motor en het
pompenlichaam water. Ter vervanging van de glijringpakking
dienen achtereenvolgens het pomphuis, de handstartinrichting
en het pomploopwiel gedemonteerd te worden. Daarna kan de
glijringpakking vervangen worden. Aansluitend moeten het
pomploopwiel, de handstartinrichting en het pomphuis weer
zorgvuldig gemonteerd worden.
Verwijderen van vreemde voorwerpen uit de pomp
Grovere deeltjes in de verpompte vloeistof kunnen het
pomplichaam en pomploopwiel blokkeren. In dit geval kan het
pomphuis gedemonteerd worden om de onzuiverheden uit het
pomplichaam en pomploopwiel te verwijderen.
Opslag
Indien het apparaat een langere tijd niet gebruikt wordt, dient
het in de pomp aanwezige water volledig afgetapt te worden.
Laat de pomp goed drogen om roestvorming te voorkomen.
Maak ook de brandstoftank en de carburateur leeg. Voor opslag
is het zorgvuldig schoonmaken en eventueel een conservering
van het apparaat aanbevolen. Let er op dat de opslagplaats
droog en vorstvrije is.
Storingen
Aangrijpen van het apparaat. Let er op dat geen water in de
onderdelen van het apparaat indringt.
Wij nemen geen aansprakelijkheid voor schaden
ontstaan als gevolg van ondeskundige pogingen tot reparatie.
Schaden als gevolg van ondeskundige pogingen tot reparatie
leiden tot het vervallen van alle aanspraken op
Alle genoemde maatregelen voor het oplossen van storingen
mogen niet met draaiende motor uitgevoerd worden.
De volgende lijst beschrijft een aantal mogelijke storingen aan
het apparaat, mogelijke oorzaken en tips voor het oplossen
daarvan. Alle genoemde maatregelen mogen niet met
draaiende motor uitgevoerd worden. Als een storing niet zelf
opgelost kan worden, kunt u contact opnemen met de
klantenservice of uw verkooppunt. Meer uitgebreide reparaties
mogen uitsluitend door vakpersoneel uitgevoerd worden. Let er
beslist op dat bij schaden als gevolg van ondeskundige
pogingen tot reparatie alle garantieaanspraken vervallen en wij
niet aansprakelijk zijn voor enige schade die hieruit voortvloeit.
Controleer eerst bij functiestoringen, of een bedieningsfout of
een andere oorzaak aanwezig is, die niet is te wijten aan een
defect in het apparaat – zoals bijvoorbeeld brandstoftekort.
48
garantie.