Télécharger Imprimer la page

Güde GMP 100 Mode D'emploi Original page 47

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 16
Starten van de motor
Voor het starten van de motor moet de benzinekraan (afb.
A/19) geopend worden. Stel de ontstekingsonderbreker
(afb. A/10) op ON, de chokehendel (afb. A/15) op de
startpositie en de keuzehendel voor prestatie (afb. A/12) op
volgas. Aansluitend moet meermaals krachtig aan het
startkoord (afb. A/11) getrokken worden, tot de motor start.
Stel vervolgens de chokehendel (afb. A/15) langzaam in de
gebruikspositie. Zodra de motor loopt, begint de aanzuiging.
Laat tijdens deze voortgang de keuzehendel voor prestatie
(afb. A/12) op volgas ingesteld. Als de vloeistof gelijkmatig
en zonder luchtbellen wordt verpompt, is de aanzuiging
afgesloten en het systeem ontlucht. De keuzeregelaar voor
prestatie (afb. A/12) kan nu aan de individuele behoeften
aangepast worden.
Gebruik
De benzinemotorpomp mag niet met een gesloten
aftappunt gebruikt worden.
De pomp mag niet duurzaam zonder water gebruikt
worden. Bij zo genoemd drooglopen – gebruik van de pomp
zonder water te verpompen – kunnen aanzienlijke schaden
aan het apparaat ontstaan.
De benzinemotorpomp en het gehele
leidingsysteem dienen voor vorst en weersinvloeden
beschermd te worden.
Brandbare stoffen en voorwerpen, licht ontvlambare
of explosieve vloeistoffen dienen tijdens het gebruik ver van
de pomp gehouden te worden. Plaats geen voorwerpen op
de motor.
Bij draaiende motor mag geen brandstof of
motorolie bijgevuld worden. Schakel voor het tanken de
pomp uit.
Tijdens het gebruik worden onderdelen van de
benzinemotorpomp – bijvoorbeeld de uitlaat en zijn
afdekking – zeer warm. Om verwondingen door verbranding
te voorkomen mag het apparaat tijdens het gebruik en na
het uitschakelen tot zijn afkoeling alleen op speciaal
daarvoor aangewezen plaatsen – zoals bij schakelaars of
handgrepen – aangeraakt worden.
In de eerste 20 bedrijfsuren van een nieuw apparaat, moet
de motor niet op volle capaciteit gebruikt worden.
Aanbevolen tijdens deze tijd is het gebruik met tweederde
van het mogelijke toerental. Volgas gebruik is in deze
inloopperiode uitsluitend kortstondig tot maximaal 10
minuten toegelaten – zoals bij de inbedrijfstelling
betreffende de aanzuiging.
Uitschakelen van de motor
Stel de keuzeregelaar voor prestatie (afb. A/12) op stand
gas en aansluitend de onstekingsonderbreker (afb. A/10) op
OFF.. De inlaat van de pomp is met een klep uitgerust, die
na het uitschakelen van de pomp voorkomt dat water uit het
pomphuis weg loopt. Deze terugstroomklep zorgt voor een
verkorte aanzuigtijd bij de volgende start. Bovendien hoeft
daardoor bij een nieuwe start van de pomp geen water in
het pomphuis aangevuld te worden.
Beëindiging van het gebruik
Transport van de pomp met een gevulde brandstoftank
is niet toegestaan.
Na elk gebruik moet het in de pomp aanwezige water door de
overeenkomstige opening afgetapt worden. Laat het
pomplichaam goed drogen om schaden door roestvorming te
voorkomen. Bij vorst kan het in de pomp achtergebleven water
door bevriezing aanzienlijke beschadigingen veroorzaken.
Indien het apparaat na zijn gebruik getransporteerd wordt, dient
de brandstof volledig afgetapt te worden. Transport van de
pomp met een gevulde brandstoftank is niet toegestaan.
Onderhoud en verzorging
Schakel zo mogelijk voor onderhoudswerkzaamheden
de motor uit, neem de bougiestekker uit en laat de motor
afkoelen. Als de motor voor bepaalde
onderhoudswerkzaamheden moet draaien, zorg dan voor
voldoende ventilatie omdat de uitlaatgassen giftig zijn.
Regelmatig onderhoud en een goede zorg verminderen het
risico van mogelijke storingen en helpen om de levensduur van
uw apparaat te verlengen. Motoren hebben een complexe
techniek en bevatten een groot aantal bewegende onderdelen
die aan hoge mechanische, thermische en chemische effecten
door het milieu en het verbrandingsproces blootgesteld zijn. Het
gebruik van juiste, hoogwaardige en verse middelen –
brandstoffen en motorolie – helpt bij het voorkomen van schade
aan de motor en onderbreking tijdens het gebruik.
Schurende materialen in de te verpompen vloeistof – zoals
zand – versnellen de slijtage en verminderen de prestaties. Bij
het verpompen van vloeistoffen met dergelijke stoffen is
raadzaam een voorfilter in te bouwen. Dit
aanbevelingswaardige onderdeel filtreert efficiënt zand en
dergelijke deeltjes uit de vloeistof, minimaliseert daardoor de
slijtage en verlengt de levensduur van de pomp.
Olieverversing en oliecontrole
Controleer voor iedere inbedrijfstelling de oliestand.
Minimaal eenmaal per jaar moet de olie ververst worden. De
motorolie verliest binnen deze periode aanzienlijk aan kwaliteit
ook als het apparaat nauwelijks gebruikt wordt. Tap de oude
olie voor het uitvoeren van de olieverversing af en vul de
nieuwe olie via de vulopening in de olietank (oliesoort en de
oliehoeveelheid, zie "Technische gegevens"). Gebruik
uitsluitend hoogwaardige vol synthetische motorolie SA
15W-30. Ook een te grote hoeveelheid olie is schadelijk
(vulhoeveelheid – zie „Technische gegevens").
Tot een zorgvuldig onderhoud en verzorging behoort de
controle van de oliestand voor iedere inbedrijfstelling. Voer de
controle enkel met de hiervoor aanwezige oliepijlstok uit. Het
apparaat dient daarbij waterpas te staan, uitgeschakeld en
afgekoeld te zijn. Geef veel aandacht aan de oliehoeveelheid
en zorg er voor dat deze de minimale of maximale stand niet
overschrijdt. (Oliesoort en oliehoeveelheid – zie "Technische
gegevens")
Volg de betreffende plaatselijke voorschriften op voor de
verwijdering van oude olie.
Vul geen motorolie bij draaiende motor bij. Zet voor het
vullen met motorolie de pomp altijd uit en laat het apparaat
minimaal 5 minuten afkoelen. Bij het vullen met motorolie moet
het apparaat zich op een vlakke ondergrond en in verticale
positie bevinden om morsen of lekkage van motorolie te
voorkomen. Neem de eventueel gemorste motorolie volledig af
voordat de motor wordt gestart.
47

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

94253