3.1b
Voorbereiding voor het maaien en uitlaat
van het gras achteraan
– V erwijder de zak en zorg ervoor dat de achterste aflaatbeveiliging (1)
stabiel omlaag blijft.
3.1c
Voorbereiding voor het maaien en fijnmalen
van het gras ("mulching" functie - indien voorzien)
– T il de achterste aflaatbeveiliging (1) op, voer de deflectordop (5) in de
uitlaatopening en duw hem goed aan totdat de onderste rand correct
aan de boord van de uitlaatopening vastgehaakt wordt.
Om de deflectordop (5) te verwijderen, tilt u de achterste aflaatbeveiliging
(1) op en verwijdert u de dop door deze omhoog getrokken te houden
om de onderste rand van de boord van de uitlaatopening los te maken.
3.2
Verzeker u ervan dat de batterij opgeladen is en correct in de
zitting geplaatst is, zoals aangegeven onder punt 4.4.
Open het luikje (1), en voeg vervolgens de veiligheidssleutel (2) volledig
in, tot u een "klik" hoort.
Om de motor aan te schakelen, drukt men op de veiligheidstoets (4) en
trekt men aan een van de twee hendels (3) van de schakelaar.
3.3
Het gazon zal er beter uitzien als het steeds op dezelfde hoogte
en afwisselend in de twee richtingen gemaaid wordt.
Wanneer de opvangzak te vol wordt, wordt het gras niet meer efficiënt
opgevangen en verandert het geluid van de grasmaaier.
Om de zak te verwijderen en te ledigen,
– laat de schakelhendel los en wacht tot het mes stilvalt;
– p laats de achterste aflaatbeveiliging omhoog, neem de handgreep vast
en verwijder de zak; houd de zak rechtop.
• I n geval van "mulching": Stets vermeiden, eine übermäßige Menge
Gras zu schneiden. Es darf nie mehr als ein Drittel der Gesamthöhe
des Grases auf einmal geschnitten werden! Die Fahrgeschwindigkeit
ist dem Zustand des Rasens und der Menge des zu mähenden Grases
anzupassen.
3.4
Na het werk, laat men beide hendels (1) los.
WACHT TOT HET MES STIL STAAT, vooraleer eender welke ingreep uit
te voeren op de grasmaaier.
Open het luikje (2) en verwijder de veiligheidssleutel (3), door op het
blokkeerlipje te duwen.
BELANGRIJK - Falls der Motor wegen Überhitzung während des Be-
triebs anhält, muss man ca. 5 Minuten warten, bevor man ihn wieder
starten kann.
4. ONDERHOUD EN OPSLAG
BELANGRIJK - Een regelmatig en zorgzaam onderhoud is onontbe-
erlijk om de veiligheid en originele performances van de machine
mettertijd te behouden.
Bewaar de grasmaaier op een droge plaats.
1) Draag robuuste werkhandschoenen bij alle ingrepen voor reiniging,
onderhoud of afstelling van de machine.
2) Verwijder,na iedere maaibeurt, de resten van gras en modder die
binnen het chassis opgestapeld worden om te vermijden dat deze
resten, wanneer ze opdrogen, een volgend opstarten moeilijk maken.
3) Verzeker u er steeds van dat de luchtgaten vrij zijn van afval.
LET OP - Verwijder de veiligheidssleutel vooraleer de machine weg te
zetten en vooraleer eender welke ingreep voor reiniging of onderhoud
aan te vangen.
4.1
(Model 380)
Indien nodig, kan de machine verticaal opgeborgen worden, door ze aan
een haak te hangen.
LET OP - Verzeker u ervan dat de haak en zijn bevestigingssy-
steem geschikt zijn en in staat zijn het gewicht van de machine
te dragen; wees voorzichtig en let goed op dat er geen kinderen
of dieren op de machine kruipen, die de belasting van de haak
zouden verhogen.
Haak de machine zo vast dat het mes naar een wand gericht is of
degelijk bedekt is, zodat dit geen gevaar kan vormen in geval van,
ook onvoorziene of ongewilde, aanraking door personen, kinderen
46
of dieren.
Om de machine verticaal te plaatsen, zet men de handvaten (1 - Type
"III") los of draait men de knopjes los (2 - Type "IV") en draait men de
steel vooruit zodat de tand die gekenmerkt is met «>» UITSLUITEND
overeenstemt met de holte van de vertanding die aangegeven is met «S»,
blokkeer dan de handvaten (1 - Type "III") of de knopjes (2 - Type "IV").
De positie moet voor beide zijden gelijk zijn.
De positie moet voor beide zijden gelijk zijn.
4.2
Iedere ingreep aan het mes kan het best steeds door een ge-
specialiseerd Centrum uitgevoerd worden, dat over het meest geschikte
gereedschap beschikt.
Deze machine is voorzien voor het gebruik van messen met de code:
81004157/0 (voor model 340)
81004156/0 (voor model 380)
De messen moeten altijd het keurmerk «GGP» hebben. Gezien de ontwi-
kkeling van het product, kunnen de boven vermelde messen in de loop
van de tijd vervangen worden door andere, met soortgelijke eigenschap-
pen voor wat betreft verwisselbaarheid en functionele veiligheid.
Monteer het mes (2) weer met de code en het keurmerk naar de grond
gericht, in de volgorde die aangegeven is op de afbeelding.
Draai de middelste schroef (1) aan met een dynamometrische sleutel die
afgesteld is op 30 Nm (Model 340) of 16-20 Nm (Model 380).
4.3
Gebruik geen waterstralen en vermijd de motor en de elektrische
onderdelen nat te maken.
Gebruik geen agressieve vloeistoffen voor de reiniging van het chassis.
4.4
OPLADEN EN BEHEER VAN DE BATTERIJ
OPMERKINGEN
1. De batterij moet bewaard worden in een omgeving met een tempera-
tuur tussen 0° en +45°C. Indien de machine opgeborgen wordt in een
omgeving waar deze limieten mogelijk overschreden kunnen worden,
raadt men aan de batterij te verwijderen en op een geschikte plaats
te bewaren.
2. Tijdens het gebruik, is de batterij tegen volledige ontlading beschermd
door een beschermingssysteem dat de machine uitschakelt en de
werking ervan blokkeert.
3. De batterij is voorzien van een bescherming die de herlading ervan
verhindert indien de omgevingstemperatuur niet tussen 0 en +45°C is.
4. De batterij kan op eender welk moment, ook gedeeltelijk, opgeladen
worden, zonder risico op beschadiging.
4.4a
Controle van de staat van de lading van de batterij
Om de staat van de lading van de batterij (4) te controleren, drukt men
op de toets (4a) die drie LEDs (4b) aanschakelt, met de volgende be-
tekenissen:
Nummer en type
verlichting
3 bij GROEN ononderbroken licht
2 bij GROEN ononderbroken licht
1 bij GROEN ononderbroken licht
1 bij ROOD ononderbroken licht
* De batterij is beschadigd en moet vervangen worden
4.4b
Verwijdering en opladen van de batterij
Na iedere werksessie, is het raadzaam de batterij te verwijderen.
Om de batterij op te laden:
– open het luikje (1) en verwijder de veiligheidssleutel (2);
– verdraai het handvat (3) en verwijder de batterij (4);
– plaats de batterij (4) in de zitting van de batterijlader (5), en duw deze
stevig aan;
– verbind de batterijlader (5) aan een stopcontact, met een spanning die
overeenstemt met wat aangegeven is op het plaatje.
De duur van het opladen wordt aangegeven door het groene knipperende
LED (5a) en duurt ongeveer 3-5 uur (bij volledig platte batterij), tijdens
deze tijd zorgt een intelligent beheersysteem ervoor dat de optimale
parameters voor spanning en stroom in functie van de temperatuur be-
Autonomie
van de batterij
3/3
≥
2/3
≥
1/3
≤
0*