6
ONDERHOUD
6.16 MONTEREN VAN WIELEN _________________________________________________________
!
WAARSCHUWING
Zorg dat de tractor op een stevige, horizontale ondergrond is
geparkeerd. Werk nooit aan een tractor die alleen door de
krik wordt ondersteund. Gebruik altijd kriksteunen.
Als alleen de voor- of achterkant van de tractor omhoog staat,
moeten er blokken worden geplaatst voor en achter de wielen
die niet omhoog staan.
1.
Verwijder vuil, smeervet en olie van de schroefdraad van de
bouten. De schroefdraad niet smeren.
2.
Plaats het wiel op de naaf en kijk goed om u ervan te over-
tuigen dat het montagevlak van het wiel en dat van de naaf
of remtrommel volledig contact maken.
6.17 REINIGEN _______________________________________________________________________
1.
Was de tractor en werktuigen steeds na gebruik. Houd de
machine schoon.
OPGELET:
!
machine terwijl deze nog warm is. Gebruik geen
hogedrukspuit of -stoom. Gebruik koud water en
reinigingsmiddelen voor auto's.
2.
Gebruik perslucht om de motor schoon te maken.
6.18 SMEREN ________________________________________________________________________
!
WAARSCHUWING
Voordat u deze machine gaat bijstellen, schoonmaken of
repareren, moet u om letsel te voorkomen alle aandrijvingen
uitschakelen, de werktuigen neerlaten, de parkeerrem aan-
zetten en de sleutel uit het contactslot verwijderen.
Breng af en toe een kleine hoeveelheid lithiumsmeervet aan op
de looprails van de bestuurdersstoel.
Voor een soepele werking van alle hefbomen, scharnierpunten
en andere wrijvingspunten die niet zijn aangegeven, om de 50
uur of wanneer nodig enkele druppels SAE 30 olie aanbrengen.
Opmerking: Het harkhulpstuk niet smeren of oliën.
Smeer de vermelde smeerpunten om de 50 uur. Gebruik smeer-
vet dat minimaal voldoet aan de NLGI specificaties voor kwaliteit
2 LB.
Reinig de smeernippel altijd voor en na het smeren. Breng
smeervet met een handspuit aan en vul langzaam bij totdat het
smeervet naar buiten begint te sijpelen. Gebruik geen perslucht-
spuiten.
NL-26
!
Was geen enkel onderdeel van de
!
3.
Breng alle wielbouten aan maar draai ze niet vast.
4.
Draai de bovenste moer met de hand aan; draai het wiel
vervolgens zodat de tegenoverliggende moer bovenaan
staat en draai deze met de hand aan. Draai de overige moe-
ren met de hand aan in kruiselingse volgorde; draai altijd de
moer bovenaan vast.
5.
Dagelijks controleren en met een torsiesleutel aandraaien
tot het aandraaimoment gehandhaafd blijft.
OPGELET:
Probeer NOOIT een band op een velg
!
aan te brengen als u hiervoor niet de juiste training,
gereedschappen en ervaring hebt. Indien de band ver-
keerd wordt aangebracht, kan dit een explosie tot gevolg
hebben, hetgeen ernstig letsel met zich mee kan bren-
gen.
3.
Spuit nooit rechtstreeks water op het contactslot of andere
elektrische onderdelen van het bedieningspaneel, of op
lagerhuizen en afdichtingen.
4.
Reinig alle kunststoffen of rubberen sierstrippen met zacht
zeepsop of gebruik in de handel verkrijgbare reinigingsmid-
delen voor vinyl/rubber.
5.
Repareer beschadigde metalen oppervlakken en gebruik
Jacobsen "Orange" retoucheerlak. Zet het voertuig in de
was om de verf optimaal te beschermen.
Smeerpunten
1.
Draaipunt van vooruit/achteruitrijpedaal
2.
Draaipunt van rempedaal
3.
Bovenste stuuras
4.
Stuurvork
5.
Onderste stuuras
Stuurketting
Spuit om de 50 uur een kleine hoeveelheid licht smeermiddel,
zoals WD 40, op de ketting.
Gebruik geen smeervet of zwaar kettingvet.