Wanneer de snijvoorziening draait terwijl de gashen-
del niet is ingedrukt, moet het stationair toerental
verlaagd worden. (Zie „Onderhoud ")
Instellingen op de heggenschaar
Instellen van de achterste handgreep (15)
Voor een eenvoudiger bedienen van de heggen-
schaar kan de achterste handgreep in 3 werkstanden
worden ingesteld.
• Tijdens het instellen kan de gashendel (14) niet
worden bediend.
1. Houd met de linkerhand de heggenschaar vast
aan de voorste handgreep (3).
2. Druk de schuifregelaar (13) in en draai de hand-
greep in de gewenste stand.
3. Laat de schuifregelaar (13) los. Let op dat de ont-
grendeling weer vastklikt en de handgreep goed
is gefixeerd.
9. Aanwijzingen voor het werk
Voer vóór de ingebruikname en regelmatig geduren-
de de werkzaamheden met de heggenschaar de vol-
gende controles uit:
• Werd de heggenschaar geheel en volgens de
voorschriften gemonteerd? Let erop dat alle moe-
ren en schroeven vast zitten.
- Schroeven van de snijvoorziening: zie „Onder-
houd"
• Is de heggenschaar in goede en veilige toestand?
- Zijn alle veiligheidsfuncties in orde?
• Is de benzinetank gevuld?
• Is de snijvoorziening onbeschadigd en gescherpt?
• Zijn motor en geluidsdemper vrij van bezinksels,
gebladerte of vrijkomend smeermiddel?
• Is de handgreep schoon en droog – vrij van olie,
vet en hars?
• Is de werkplaats vrij van struikelgevaren?
• Draagt u de vereiste veiligheidsuitrusting?
• Heeft u alle instructies gelezen en begrepen?
• Gaat de gashendel soepel en werkt de vastzet-
knop correct?
• Is de AAN/UIT-schakelaar goed werkend?
• Blijft de snijvoorziening in de vrijloop steeds staan?
Wanneer de snijvoorziening in de vrijloop draait,
moet het stationair toerental worden gedaald (zie
„Instellen van het stationair toerental").
• Vergewist u zich, dat de transmissie voldoende is
gesmeerd (zie onder „Onderhoud").
Algemeen gedrag bij het werken met de heggen-
schaar
• Werk nooit alleen. Voor noodgevallen dient zich ie-
mand in de buurt op te houden.
• Houdt kinderen, personen en dieren van uw werk-
bereik vandaan (min. 15 m afstand).
• Werk niet op sneeuw, ijs of andere gladde onder-
grond – slipgevaar.
• Werk nooit bij ontoereikende lichtverhoudingen (bv
bij mist, regen, sneeuwjacht of schemering).
• Verjaag voor het snijden dieren uit de heg om deze
niet te verwonden.
• Zorg voor een veilige en opgeruimde werkplaats.
• Vermijdt een abnormale lichaamshouding. Houdt
steeds het evenwicht. Werk niet met vooroverge-
bogen bovenlichaam.
• Exploiteer de heggenschaar slechts met veilige
stand.
• Schakel de heggenschaar bij een standplaatswis-
sel uit.
• Houdt handen en voeten van de snijvoorziening
vandaan, wanneer deze zich bewegen.
• Houdt de heggenschaar zo, dat u geen uitlaatgas-
sen kunt inademen. Werk niet in gesloten ruimtes.
• Gebruik de heggenschaar niet voor het optillen of
wegscheppen van houtstukken of andere voorwer-
pen.
• Verwijder in ieder geval vreemde voorwerpen uit
de heg (bv draad) omdat deze de messen van de
heggenschaar kunnen beschadigen.
• Houdt de heggenschaar steeds met beide handen
vast, linker hand aan de voorste handgreep en
rechter hand aan de achterste handgreep. Werk
nooit met één hand.
• Wanneer u de gashendel loslaat, draait de snij-
voorziening nog korte tijd na (vrijloopeffect).
• Begin het snijden met draaiende snijvoorziening.
• Raak de snijvoorziening nooit gedurende het be-
drijf met de handen aan.
• Werk nooi
- met gestrekte armen
- aan moeilijk te bereiken plekken
- te ver voorovergebogent
• Zaag nooit met de heggenschaar boven schouder-
hoogte.
• Raak nooit met draaiende snijvoorziening draada-
frasteringen of de vloer.
• Zet de motor af en trek de bougiestekker uit
- bij merkbare veranderingen in het gedrag van
het apparaat.
- om vastgeklemd zaaggoed te verwijderen.
- om de snijketting te controleren, als ze met ste-
nen, spijkers of andere harde voorwerpen in
aanraking is gekomen.
- om storingen te verhelpen
- bij werkpauzes
- vóór het verlaten van de heggenschaar
• Zet de heet geworden heggenschaar niet in het
droge gras of op brandbare voorwerpen.
• Controleer het volgende voordat u gaat werken:
- zich in het werkbereik geen verdere personen of
dieren ophouden.
- u zonder hinder van obstakels kunt terugwijken.
- de grond vrij van alle vreemde voorwerpen,
struikgewas en takken is.
- een veilige stand is gewaarborgd.
Wanneer personen met bloedcirculatiestoornissen
te vaak aan trillingen worden blootgesteld, kunnen
beschadigingen aan het zenuwsysteem of aan de
bloedvaten optreden.
www.scheppach.com
NL | 47