5
Inbedrijfstelling
Voor de inbedrijfstelling moet DIN 12056-4, in acht genomen worden.
Het voor langere tijd (> 30 seconde) droog laten lopen van de pompen (waarbij lucht wordt aangezogen) moet worden
voorkomen. Dit kan de pompen beschadigen.
Nooit pompen inschakelen als het reservoir niet ten minste tot het minimale peil is gevuld.
5.1
Indicaties, besturingstoetsen en hun functies
Besturingskast
(1)
Bedrijfsklaar (groene led)
(2)
Alarm (rode led)
(3)
Inschakelniveau reservoir bereikt (oranje led)
(4)
Afvalwaterpomp draait (oranje led)
(5)
Afvalwaterpomp draait (oranje led, alleen Duo)
(6)
Symbool in bedrijf
(7)
Toets alarm uitschakelen (akoestisch)
(8)
Symbool reservoir
(9)
Toets afvalwaterpomp aan (handmatig)
(10)
Toets afvalwaterpomp aan (handmatig, alleen duo)
5.2
Inbedrijfstelling van de installatie
De besturingskast initialiseren
Sluit de besturingskast op de voeding aan.
Het initialiseren begint, waarbij de 4 (mono) of 5 (duo) leds een voor een gaan branden, er een waarschuwingssignaal
klinkt en de afvalwaterpomp gedurende enkele seconden wordt ingeschakeld.
Na een geslaagde initialisatie is de besturingskast gebruiksklaar en brandt de groene led (1).
Functiecontrole
Schakel de installatie uit (haal de stekker uit de wandcontactdoos).
Open de onderhoudsopening van de installatie.
Vul het reservoir volledig met water.
Herstel de stroomtoevoer naar de besturingskast (steek de stekker in het stopcontact).
De besturingskast wordt geïnitialiseerd.
016-880
Inbouw- en bedieningshandleiding
111 / 148